Fout bij het starten van de viewer

De configuratie kon niet worden geladen.

Chw Omgevingsplan Centrum Rijssen

Toelichting

hoofdstuk 1 Inleiding

De gemeenteraad stelde in 2016 de Structuurvisie Centrum Rijssen 2025 vast. De visie zet in op: behoud en versterking hoofdwinkelstructuur; behoud en verbetering woon-leefmilieu, versterking ruimtelijke kwaliteit; versterking stedelijke identiteit en de versterking van de historische kwaliteiten.

De structuurvisie geeft sturing aan het centrum van Rijssen om deze aantrekkelijk en leefbaar te houden. De visie is een afwegingskader bij nieuwe ontwikkelingen in het centrum. Structurele wijzigingen worden juridisch verankerd in nieuw bestemmingsplan voor het centrum van Rijssen. Dit Chw Omgevingsplan Centrum Rijssen vertaalt de hoofdlijnen van de structuurvisie in planologisch-juridische regels (bouw- en functieregels) en regels ten aanzien van activiteiten (evenementen, terrassen.

De Crisis- en herstelwet biedt de mogelijkheid om een bestemmingsplan te maken dat sterk lijkt op het omgevingsplan uit de Omgevingswet. Vanwege de verbrede reikwijdte van dit bestemmingsplan (Chw omgevingsplan) zijn er ook andere regels die gelden voor de 'fysieke leefomgeving' toevoegd. Voornamelijk regels uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Rijssen-Holten 2010 (APV) die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Het gaat hierbij bijvoorbeeld over regels ten aanzien van; slopen, kappen, evenementen, standplaatsen en terrassen. De regels over welstand en reclame zijn toegevoegd aan de bouwregels.

1.1 Wat is een Chw omgevingsplan

De kern van de Crisis- en herstelwet (Chw) is dat met nieuwe en/of aangepaste procedures doelgericht wordt gewerkt aan werkgelegenheid en duurzaamheid.Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kent niet alleen een nieuw begrippenkader en nieuwe (afwijkende) wettelijke mogelijkheden, de wijze van totstandkoming is ook anders dan we tot nu toe gewend zijn. In het bestemmingsplan stond het begrip ‘goede ruimtelijke ordening’ centraal. Alleen regels met een ruimtelijke relevantie konden worden opgenomen. Nu gaat het om het kunnen stellen van regels die strekken ten behoeve van het volledige domein van de fysieke leefomgeving.

De gemeente Rijssen-Holten mag vooruitlopend op de Omgevingswet experimenteren met “bestemmingsplannen met een verbrede reikwijdte”. Dit op basis van artikel 7g van het Besluit Crisis en herstelwet. In de PM tranche is het hele grondgebied van de gemeente Rijssen-Holten hiervoor aangewezen (besluit van PM, gepubliceerd in het Staatsblad van PM). Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kent de volgende mogelijkheden:

verplicht

Voor diverse gemeenten is in de Crisis- en herstelwet de mogelijkheid opgenomen om te experimenteren met een bredere reikwijdte van bestemmingsplannen. Daarmee krijgen deze bestemmingsplannen het karakter van een omgevingsplan. Hiermee wordt vooruitgelopen op en ervaring opgedaan met de nieuwe Omgevingswet. Om duidelijk aan te geven dat er sprake is van een aparte planfiguur in de ruimtelijke ordening wordt hierna niet gesproken over een bestemmingsplan maar over het Chw omgevingsplan.

In onderstaande afbeelding is te zien dat in een omgevingsplan onder ander regels over reclame, kappen, maar ook over slopen, erfgoed en terrassen in het omgevingsplan mogen worden opgenomen. Met de verbrede reikwijdte worden deze regels ook in dit Chw Omgevingsplan Centrum Rijssen opgenomen. Zo kan er beter integraal en gebiedsdekkend worden gekeken naar centrum van Rijssen.

verplicht

1.2 Ligging van het plangebied

Het Chw Omgevingsplan Centrum Rijssen voor het centrum van Rijssen wordt globaal begrensd door het NS-station, Molenstalweg, het stationsgebied, Watermolen en de Dokter Stokkerstraat aan de noordzijde, de Huttenwal aan de westzijde, het Hogepad aan de zuidzijde en de Oranjestraat en Enterstraat aan de oostzijde.

Hiermee bestaat het plangebied voornamelijk uit de historische kern binnen de middeleeuwse ronde structuur met een uitloop richting het NS-station en directe omgeving.

1.3 Geldende planologisch regiem

Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het geldende bestemmingsplan 'Kern Rijssen 2010'. Dit bestemmingsplan is op 13 december 2012 door de gemeenteraad van Rijssen-Holten vastgesteld. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen.

verplicht

 

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente Rijssen-Holten beschreven. In hoofdstuk 4 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische aspecten en de planverantwoording. In de hoofdstukken 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 7 gaat in op de inspraak en het vooroverleg.

hoofdstuk 2 Planbeschrijving

hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en keuzes van burgers en bedrijven.

Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040; een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Dit doet het Rijk op basis van de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven zowel bovengronds als ondergronds richting 2040 bepalen. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

verplicht

fragment omgeving Twente uit kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur (SVIR)

Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Het gaat om:

  1. Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  2. Militaire terreinen en -objecten;
  3. De Wadden;
  4. De kust (inclusief primaire kering);
  5. De grote rivieren;
  6. De Werelderfgoederen.
  7. Reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
  8. Veiligheid vaarwegen
  9. Het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
  10. De buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
  11. Bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
  12. Reservering voor rivierverruiming Maas;
  13. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Bij het opstellen van voorliggend Chw Omgevingsplan Centrum Rijssen is met name het beleidsvoornemen om te komen tot één integraal juridisch kader met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Het beleid van het Rijk heeft geen gevolgen voor de opzet en inhoud van dit Chw omgevingsplan.

3.1.1 Ladder van duurzame verstedelijking

De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

In artikel 3.1.6. van het Bro staat dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onderhaving Chw omgevingsplan heeft betrekking op het centrum van Rijssen en voorziet niet in perceelsoverschrijdende nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Bij een wijzigingsplan of een aanvraag omgevingsvergunning met afwijkingsregel kan getoetst worden aan het geldende beleid. Op dat moment is de definitieve opzet van het plan immers pas bekend en kan er rekening worden gehouden met de actuele omgevingssituatie en actuele beleidsuitgangspunten.

3.2 Omgevingsvisie en verordening

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities, gebruiken we het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal.

verplicht

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

3.2.1 Rode draden en beleidsambities

Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of ‘rode draden’ bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel.

De provincie hanteert de volgende definitie van duurzaamheid: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.”

Ruimtelijke kwaliteit definiëren we als: “datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.” Ruimtelijke kwaliteit gaat voor ons dus niet zozeer over ‘mooi’, maar vooral over ‘goed’: functioneel, mooi en toekomstbestendig. Overigens is deze benadering van ruimtelijke kwaliteit in overeenstemming met de gangbare definitie. Deze is een optelsom van:

  • gebruikswaarde: functionaliteit, bereikbaarheid, toegankelijkheid, nut en noodzaak van een initiatief dat ontwikkeld wordt
  • belevingswaarde: beeldkwaliteit, het ‘mooie’, de identiteit van een gebied, het gevoel van (toekomstige) gebruikers en bewoners
  • toekomstwaarde: het vermogen om ruimtelijke gevolgen van veranderende omstandigheden op te vangen (flexibiliteit, beheerbaarheid)

De rode draad sociale kwaliteit gaat over het welzijn of ‘goed voelen’ van de mens. Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie (mede in relatie tot onderwijs), sociale uitsluiting en armoede. In onze Omgevingsvisie beperken wij ons tot het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.

De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat zijn vertaald in centrale beleidsambities. Deze benadert de provincie vanuit de – overkoepelende – rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit, waarvoor de provincie – themaoverstijgende – kwaliteitsambities heeft geformuleerd. Het schema hierna geeft een overzicht van alle onderwerpen die de provincie in ieder geval van provinciaal belang vindt.

verplicht

Centrale beleidsambities Omgevingsvisie Overijssel

3.2.2 Generieke beleidskeuzes (of)

Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidkeuzes van Europa, Rijk of provincie. Denk aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen. In dit hoofdstuk vind je de provinciale generieke beleidskeuzes die bepalend zijn voor de vraag of een initiatief mogelijk is. Een deel van deze beleidskeuzes geldt voor heel Overijssel, een deel voor specifieke gebieden in Overijssel.

3.2.2.1 Voor heel Overijssel

In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:

integraliteit

De eis van integraliteit houdt in dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Met deze wettelijke eis uit het Besluit ruimtelijke ordening wordt verzekerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Een transparante en evenwichtige afweging tussen alle relevante ecologische, economische en sociaal-culturele belangen draagt bij aan een duurzame ontwikkeling. Een integrale benadering is voorwaarde om complexe maatschappelijke opgaven het hoofd te bieden. In de onderbouwing van nieuwe initiatieven geeft de gemeente inzicht in de wijze waarop alle relevante belangen en beleidsambities zijn afgewogen.

Alle in deze toelichting opgenomen thema's, beleidsdocumenten, milieutoetsen en andere afwegingen vormen met elkaar een integrale belangenafweging.

toekomstbestendigheid

De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Het gaat dan om een evenwichtige benadering van het welzijn van mensen, economische welvaart en van het beheer van natuurlijke voorraden. Bij toekomstbestendigheid gaat het ook om de effecten van ingrepen op verschillende schaalniveaus (van directe buren tot ver over de grens) en over de vraag of het project over 20 of 30 jaar nog steeds toegevoegde waarde heeft. In de onderbouwing van nieuwe initiatieven geeft de gemeente inzicht in de wijze waarop invulling is gegeven aan de eis van toekomstbestendigheid.

concentratiebeleid

Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Deventer Stedendriehoek. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. De kernen Hardenberg en Steenwijk kunnen bouwen voor de regionale behoefte mits dit past binnen de regionale programmering.

Voor de overige kernen geldt dat er voor lokale behoefte en bijzondere doelgroepen gebouwd mag worden. Er is nog een uitzondering op het principe dat alleen voor de lokale behoefte gebouwd mag worden. Wij bieden de mogelijkheid aan samenwerkende gemeenten om afspraken te maken waarbij een gemeente in (een deel van) de behoefte van een buurgemeente voorziet. Deze afspraken moeten passen binnen de regionale programmering die op de gemeenten van toepassing is.

In de onderbouwing van nieuwe initiatieven geeft de gemeente inzicht in de wijze waarop daarmee wordt voorzien in de behoefte van deze gemeente.

regionale afstemming

De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht om gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. Ook wanneer een gemeente alleen voorziet in haar eigen (lokale) behoefte is onderlinge afstemming gewenst, omdat het aanbod in een gemeente aan woningen, werklocaties en voorzieningen onderdeel uitmaakt van een regionale markt.

zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag – zowel ondergronds als bovengronds – te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden.

Het voorkomen van onnodig ruimtebeslag begint bij de vraag of er wel een maatschappelijke behoefte is aan de beoogde ontwikkeling. Voor de beantwoording van de vraag naar nut en noodzaak, gelden voor sommige functies op grond van het provinciale beleid specifieke motiveringseisen. Dit geldt in ieder geval voor wonen, de ontwikkeling van bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel.

Vanuit het principe ‘inbreiding gaat voor uitbreiding’ moeten bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling eerst waar mogelijk locaties benut worden binnen gebieden die al een stedelijke functie hebben, voordat een claim mag worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben.

3.2.2.2 Voor specifieke gebieden

Voor specifieke gebieden in Overijssel geldt dat niet alle initiatieven mogelijk zijn. Dit heeft te maken met zwaarwegende publieke belangen. Het gaat dan bijvoorbeeld om:

  • de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast
  • het veilig stellen van ons drinkwater
  • het behoud van plant- en diersoorten (biodiversiteit)
  • de bescherming van zeldzame of unieke landschapskwaliteiten
  • het beperken van de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen

verplicht

Fragment Omgevingsvisie Overijssel; Generieke beleidskeuze

Het plangebied van het centrum van Rijssen valt niet binnen één van deze specifieke gebieden.

3.2.3 Ontwikkelingsperspectieven (waar)

De ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

verplicht

Fragment Omgevingsvisie Overijssel; Ontwikkelingsperspectieven

De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur en water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

3.2.4 Gebiedskenmerken (hoe)

Nieuwe ruimtelijke opgaven wil de provincie verbinden met bestaande gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken spelen zo een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief invulling kan krijgen. Onder gebiedskenmerken verstaan we de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype.

verplicht

Fragment Omgevingsvisie Overijssel; Natuurlijke laag

Rijssen en haar omgeving staan op de kaart van de natuurlijke laag aangegeven als ‘beekdalen en natte laagtes’. Rijssen ligt op ‘dekzandvlakte en ruggen’. Het Reggedal en de Stuwwal Rijssen zijn door de provincie aangewezen als Ecologische hoofdstructuur (EHS). Momenteel ontbreekt de verbinding tussen stuwwal en de Regge. In de EHS staat het handhaven van de rust en het tegengaan van verstoring en versnippering door het weren van grootschalige nieuwe ontwikkelingen centraal.

verplicht

Fragment Omgevingsvisie Overijssel; Stedelijke laag

De historische centra, binnensteden en landstadjes vormen de functionele en emotionele kernen van de steden en dorpen. Ruimtelijk kenmerkend zijn de compacte bebouwingsstructuur, veelal binnen (voormalige) omwalling en veel individuele karakterverschillen op korte afstand. Veel historische centra, binnensteden en landstadjes herbergen bijzondere condities zoals een waterfront of stationsgebied en staan symbool voor de identitiet en eigenheid van de steden en stadjes. Funcioneel worden deze gebieden gekenmerkt door een mix van functies waarvan de concentratie van voorzieningen op gebied van detailhandel, horeca, cultuur, onderwijs, gezondheidszorg et cetera een belangrijk deel vormt. Oude singels en parken refereren aan oude stadswallen. Het historisch patroon van straten en bebouwing vormt nog steeds de onderlegger van de oude centra. Lokaal en streekgebonden varieren de historische centra, binnensteden en landstadjes sterk van elkaar. Onder andere zijn te herkennen: Hanzesteden, de kernen van de Stedenband Twente en de landstadjes.

3.3 Structuurvisie Centrum Rijssen (SCR2025)

Op 2 juni 2016 stelde de gemeenteraad de Structuurvisie Centrum Rijssen 2025 vast. De visie zet in op: behoud en versterking hoofdwinkelstructuur; behoud en verbetering woon-leefmilieu, versterking ruimtelijke kwaliteit; versterking stedelijke identiteit en de versterking van de historische kwaliteiten.

De SCR2025 schept duidelijkheid voor burgers, ondernemers, instellingen en andere overheden over de door het gemeentebestuur gewenste ontwikkelingsrichting van het centrum van Rijssen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De SCR2025 brengt beleid en ontwikkelingen in kaart en met elkaar in verband; het biedt een totaalperspectief voor het centrum van Rijssen.

verplicht

De visie SCR2025 gaat in op mogelijke functies voor het centrum. De functionele aspecten hebben betrekking op het gebruik van gebouwen en gronden met thema's, zoals wonen, werken en horeca. Ten tweede wordt ingegaan op de ruimtelijke aspecten van het centrum. Bij de ruimtelijke aspecten gaat het meer om de vraag hoe de omgeving er uit ziet. Onder andere komen aard en schaal van de bebouwing, bebouwd of onbebouwd, stedenbouwkundige structuren en bouwhoogten aan de orde.

De visie SCR2025 werkt door in de wijze van het toekennen van funties aan locaties en gebieden in onderhavig Chw Omgevingsplan Centrum Rijssen. Daarnaast zijn de bouwregels opgesteld aan de hand van de uitgangspunten van de visie.

3.4 Woonvisie 2017-2021

De Nota Woningbouw 2017 t/m 2021 “Evenwichtig Groeien” is de actualisatie van de Nota Woningbouw 2014 - 2020.

In de nota staat onder andere dat grondgebonden (goedkope) koopwoningen voor starters een belangrijk item is. De doorstromers zijn zeer zeker ook een belangrijke doelgroep, vooral wanneer het gaat om verkoop van kavels voor vooral twee-onder-eenkap en vrijstaande woningen.

Voor de bouw van appartementen wel nieuwe plannen in ontwikkeling nemen, naast de plannen waar al afspraken over gemaakt zijn c.q. die al in aanbouw zijn. Op dit moment is de prognose uit het woononderzoek dat in de periode 2017 t/m 2021 slechts 45 appartementen kunnen worden gebouwd.

Wij stellen voor om in het woningbouwprogramma voor de periode 2017 t/m 2021 voor circa 115 appartementen ruimte op te nemen. Er is dan naast bovengenoemde plannen nog ruimte voor de bouw van circa 70 appartementen. Deze plannen moeten voldoen aan de genoemde omschrijving van knelpunt. Jaarlijks zal over de realisering van de appartementen evaluatie plaatsvinden vooral om te monitoren of de markt de plannen opneemt.

Vooral in het centrum of aangrenzende gebieden worden appartementen ook gebruikt om (ruimtelijke/planologische) knelpunten op te lossen. Hiervoor zijn nog circa 70 appartementen beschikbaar. Een knelpunt is een locatie waar een milieu knelpunt of milieuhinderlijk bedrijf aanwezig is, of langdurige leegstand dreigt (> 3 jaar), of een functie aanwezig is die planologisch niet meer op de locatie past, of waar omzetting naar woningbouw in de vorm van appartementen stedenbouwkundig en planologisch een goede oplossing is. Daarnaast moet de locatie door de woningbouw een betere ruimtelijke uitstraling krijgen. De projecten in het centrumgebied hebben prioriteit boven andere projecten, hier geldt de 3-jaar termijn niet.

3.5 Duurzaamheidsvisie

In de Duurzaamheidsvisie geeft het de gemeente Rijssen-Holten zijn visie op het gebied van duurzaamheid en milieu weer voor de periode 2016-2019 met een doorkijk voor de periode daarna.

Het verband tussen ruimtelijke ontwikkeling (en economie) en verschillende milieuthema’s is belangrijk, omdat bij het planproces al in een vroeg stadium uitgangspunten geformuleerd moeten worden met betrekking tot de ruimtelijke ambitie.

Luchtkwaliteit – Ruimtelijke Ontwikkeling

Luchtkwaliteit wordt meegenomen in de besluitvorming rond ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen. Wanneer er sprake is van het realiseren van woningen of andere gevoelige functies langs wegen met een (dreigende) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet een luchtkwaliteitsonderzoek worden uitgevoerd, waarna wordt afgewogen of dit plan door mag gaan.

Geur – Ruimtelijke Ontwikkeling

Het geurbeleid kan een oplossing vormen op de wrijving tussen de velden wonen en bedrijvigheid door veehouderijen, door een evenwicht te vinden tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, leefbaarheid in woonwijken en het belang van veehouders.

Externe Veiligheid – Ruimtelijke Ontwikkeling

Het principe van externe veiligheid is het ruimtelijk scheiden van risicobronnen en hen die risico’s ontvangen. Dit principe is goed toe te passen. Doordat in de praktijk diverse belangen spelen wordt het principe van ruimtelijk scheiden echter niet altijd toegepast. Om de veiligheid toch nog enigszins te borgen zijn er ruimtelijke en niet- ruimtelijke maatregelen die getroffen kunnen worden.

Nu en in de toekomst zal bij elke ruimtelijke ontwikkeling een afweging moeten worden gemaakt van het veiligheidsbelang ten opzichte van het ruimtelijk belang. Een ruimtelijk belang is vaak ook een financieel belang. Ruimtelijke ontwikkelingen vinden bijna altijd plaats binnen het gebied van invloed van een risicobron of transportstroom.

Geluidhinder – Ruimtelijke Ontwikkeling

Bij ruimtelijke ontwikkelingen rondom wegen, spoorlijnen of bedrijven dient rekening te worden gehouden met de geluidbelasting op woningen. Ruimtelijke ontwikkelingen leiden mogelijk tot een hogere geluidbelasting, waardoor het nemen van geluid reducerende maatregelen noodzakelijk is. Een hogere geluidbelasting op woningen kan onder bepaalde omstandigheden worden toegestaan, bijvoorbeeld wanneer geen maatregelen nodig zijn en de noodzaak hiertoe is aangetoond.

Water – Ruimtelijke Ontwikkeling

Maatregelen als het creëren van ruimte voor water leggen beslag op de ruimte. Ontwikkelingen als het voorkomen van extreme weersomstandigheden als meer zware regenval en hittegolven maken aanpassingen aan het watersysteem tegelijk ook steeds belangrijker. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet het aspect water hierom altijd worden meegewogen.

Biodiversiteit – Ruimtelijke Ontwikkeling

Ruimtelijke ontwikkelingen hebben een grote invloed op de biodiversiteit, deze invloed kan zowel positief als negatief zijn. Zo kan het aanbrengen van meer groen in bebouwde gebieden en het aanleggen van verbindingszones tussen natuurgebieden leiden tot een hogere biodiversiteit, terwijl versnippering van natuurgebieden en het vergroten van het bebouwde oppervlakte kan leiden tot een afnemende biodiversiteit. Hierom is het noodzakelijk bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de gevolgen voor de natuur.

Bodem – Ruimtelijke Ontwikkeling

De bodemkwaliteit kan een belemmering vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen, wanneer de bodem zo verontreinigd is dat deze voor bepaalde functies ongeschikt is. Het uitvoeren van bodemonderzoeken om de bodemkwaliteit in Rijssen-Holten in beeld te brengen is noodzakelijk voordat ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Klimaat/Duurzaamheid – Ruimtelijke Ontwikkeling

Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen een grote rol spelen in het behalen van de klimaatdoelstellingen. Door het thema klimaat/duurzaamheid mee te wegen in ruimtelijke plannen kunnen bijvoorbeeld energiebesparing en energieopwekkingen worden meegenomen. Wat ruimtelijke ontwikkelingen betreft kan heel goed worden gestreefd naar meerwaarde.

hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

In het voorliggend Chw Omgevingsplan Centrum Rijssen worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt. Er is slechts sprake van ontwikkelingen die al mogelijk zijn op basis van een eerdere procedure of die in de toekomst mogelijk worden gemaakt via een wijzigingsplan.

In het eerste geval heeft al een toetsing plaatsgevonden aan milieu wet- en regelgeving. In het tweede geval kan dit onderzoek worden uitgevoerd in het kader van de te doorlopen afwijkings- of wijzigingsprocedure. Op dat moment is de definitieve opzet van het plan immers pas bekend en kan er rekening worden gehouden met de actuele omgevingssituatie.

Gelet op het bovenstaande moet het omgevingsonderzoek in de onderstaande paragrafen daarom vooral worden gezien als een verkennend onderzoek waarbij randvoorwaarden en eventuele aandachtspunten voor de beoogde ontwikkelingen in beeld worden gebracht. Een definitieve toets voor de beoogde ontwikkelingen wordt uitgevoerd bij het doorlopen van de wijzigingsprocedure.

4.1 Bodem en geluid

Bodem

Bij nieuwe ontwikkelingen is minimaal historisch onderzoek nodig. Indien een locatie van functie wijzigt en ter plaatse een voor bodemverontreiniging verdachte activiteit is uitgevoerd, is bodemonderzoek conform de NEN-5740 nodig. Uit het onderzoek blijkt of de locatie geschikt is voor het toekomstig gebruik of aanvullende bodemwerkzaamheden (onderzoek en/of sanering) nodig zijn. Voorafgaand aan nieuwbouw kan het in het kader van de Bouwverordening nodig zijn onderzoek conform de NEN-5740 uit te voeren.

Geluid

Wegverkeerslawaai

In de directe omgeving of aan de randen van het plangebied zijn een aantal wegen gelegen waarvoor een geluidszone van kracht is. Het gaat om wegen waar een maximumsnelheid van 50 km/uur geldt. Voorbeelden zijn: Reggesingel, Watermolen en de Wierdensestraat.

Indien in de toekomst binnen een geluidszone (200 m aan weerszijden van de weg) nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Daarbij dient te worden getoetst aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB). Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, moeten hogere grenswaarden worden vastgesteld. Een ontwerpbesluit hogere grenswaarden dient samen met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te worden gelegd.

Spoorweglawaai

Aan de noord- en noordwestzijde van het plangebied liggen de spoorlijnen Apeldoorn - Deventer - Almelo. Op grond van het Besluit geluidhinder spoorwegen is op deze spoorweg een geluidszone van 500 m aan weerszijden van het spoor van toepassing. Deze geluidszone reikt over een groot deel van het plangebied. Indien binnen deze geluidszone nieuwe geluidsgevoelige objecten worden mogelijk gemaakt, dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Industrielawaai

In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van een geluidszone (50 dB(A)) van een industrieterrein. Zodoende heeft het aspect 'industrielawaai' geen gevolgen voor de uitvoerbaarheid van het voorliggend bestemmingsplan.

4.2 Externe veiligheid & bedrijven en milieuzonering

Externe veiligheid

Nabij het plangebied bevindt zich een aantal relevante risicobronnen. Het gaat om de spoorlijn Deventer - Almelo waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd en de aardgastransportleiding van de Gasunie langs de Reggesingel. Enkele risicovolle bedrijven zijn op grotere afstand van het plangebied gelegen op het bedrijventerrein van Rijssen.

verplicht

In het kader van de recente ontwikkeling in de stationsomgeving van Rijssen heeft Royal Haskoning risicoberekeningen uitgevoerd. Er vallen geen kwetsbare objecten binnen een risicocontour van het plaatsgebonden risico van het spoor of de aardgastransportleiding.

In het kader van het groepsrisico laten de uitgevoerde berekeningen zien dat de geplande ontwikkelingen in de stationsomgeving in Rijssen een geringe toename van het berekende groepsrisico veroorzaken. De toename is veroorzaakt doordat na realisatie van de ontwikkeling een hoger aantal personen in de invloedgebieden aanwezig is. In alle gevallen blijft de toename van het groepsrisico onder de oriënterende waarde.

In dit plan zijn naast kleinschalige ontwikkelingen op perceelsniveau geen perceelsoverschrijdende ontwikkelingen voorzien. Hierdoor vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor dit plan.

Bedrijven en milieuzonering

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.

Zoals eerder aangegeven zijn in dit plan naast kleinschalige ontwikkelingen op perceelsniveau geen perceelsoverschrijdende ontwikkelingen voorzien. Hierdoor vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor dit plan.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

De aanwezigheid van veel verschillende planten- en dierensoorten in voldoende aantallen, in ecologisch gezonde natuurgebieden, zorgen ervoor dat de natuur tegen een stootje kan. Sommige soorten, zoals vleermuizen, gierzwaluwen, steenuilen en huismussen, zijn kwetsbaar. In een dichtbevolkt land als Nederland is daarom goede bescherming voor de aanwezige natuur belangrijk. Wanneer het met de natuur goed gaat, kunnen we economische en andere maatschappelijke activiteiten meer ruimte te bieden. In de Wet natuurbescherming (Wnb) staat voor welke activiteiten een melding, ontheffing of vergunning verplicht is

Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoorbeeld de Habitat- of Vogelrichtlijn. Het projectgebied ligt niet in of nabij een Habitat- of Vogelrichtlijngebied. Het projectgebied is ook niet binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) gelegen. Gebiedsbescherming is derhalve niet van toepassing.

Wat betreft soortbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden.

Het voorliggende omgevingsplan is conserverend van aard, dit betekent dat er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden toegestaan. Hierdoor worden zowel directe als indirecte negatieve effecten op strikt beschermde soorten in de Wet natuurbescherming (Wnb) en op beschermde gebieden in het kader van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) niet verwacht.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.4 Water

Waterschap Vechtstromen

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.

Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 7 oktober 2015 het ‘Waterbeheerplan 2016-2021’ vastgesteld. In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema’s waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater.

Deze zijn gericht op het:

  • voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en droogte;
  • beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater en het zorgen voor een goed functionerend regionaal watersysteem;
  • het effectief en efficiënt behandelen van afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties.

Watertoets

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Gemeentelijk waterbeleid

Op basis van de gemeentelijke Watervisie is het streefbeeld voor de kern Hoog Rijssen nog meer het laten infiltreren van regenwater, waardoor ook weer in de stad natuurlijke kwelsystemen (zoals bij de Weijerd en de wellen in de Molenbeek en bij Hagslagen/de Steeg) gaan functioneren en dit schone kwelwater gebruikt kan worden voor de voeding van vijvers en de doorspoeling van het stedelijk watersysteem. In hoog Rijssen wordt vanwege het ontbreken van voldoende openbare ruimte al veel water geïnfiltreerd in IT stelsels, kratten, lavavelden en diepinfiltraties.

De gemeente Rijssen-Holten heeft vanuit haar rol als rioleringbeheerder beleid opgesteld ten aanzien van riolering. Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met de Waterschappen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen. Naar aanleiding van de wateroverlast van 2002 en 2003 heeft de gemeente het beleid geformuleerd dat in geval van inbreidingslocaties het water in het gebied moet blijven. Dit houdt in dat het hemelwater op de locatie geïnfiltreerd moet worden.

Het uitgangspunt bij binnenstedelijke herontwikkelingen is dat per m² afvoerend verhard oppervlak 30 mm statische berging gerealiseerd wordt. Indien niet voldaan kan worden aan de genoemde afkoppelnorm dient een bijdrage van € 26,-/m2 per toegevoegd verhard oppervlak bijgedragen te worden ten gunste van het gemeentelijk rioleringsfonds.

4.5 Archeologie

Algemeen

Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd indien sprake is van een hoge of middelhoge trefkans, of indien het plangebied niet is gekarteerd.

Onderzoek

Echter, doordat voorliggend omgevingsplan een conserverend karakter heeft en dus niet voorziet in perceelsoverschrijdende ontwikkelingen waarvoor de grond wordt geroerd, is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Dubbelbestemming

In het onderhavige omgevingsplan zijn, in aansluiting op het gemeentelijk archeologiebeleid en in overleg met de regionale medewerker archeologie, de dubbelbestemmingen Waarde - AMK terreinen, Waarde - Archeologie hoge verwachting en Waarde - Archeologie middelhoge verwachting opgenomen.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.6 Verkeer & Luchtkwaliteit

Verkeer

Bij nieuwe ontwikkelingen met een grote verkeersaantrekkende werking moet worden gemotiveerd of de verkeersafwikkeling kan worden gewaarborgd (mobiliteitstoets). Daarnaast dient aandacht te worden besteed aan aspecten als verkeersveiligheid, openbaar vervoer, langzaam verkeer en parkeren. In het voorliggende omgevingsplan worden dergelijke ontwikkelingen niet mogelijk gemaakt, waardoor op deze punten geen motivering is vereist.

Luchtkwaliteit

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit. In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);

Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip ‘niet in betekenende mate’ is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen. De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Verantwoording

Met het voorliggende omgevingsplan worden geen grootschalige ontwikkelingen rechtreeks mogelijk gemaakt. Zodoende zullen de bovengenoemde drempelwaarden uit het besluit "Niet in betekenende mate" niet worden overschreden en is toetsing aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer niet aan de orde.

hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen juridisch kader

In de andere hoofdstukken van deze toelichting is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische bindende deel van het omgevingsplan: de verbeelding en de regels.

De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van de fysieke leefomgeving, zoals het gebruik en functies van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende slopen, reclame, erfgoed, kappen, evenementen en het gebruik van openbare ruimte.

De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

5.2 Toedeling van functies aan locaties

In een omgevingsplan deelt de gemeente functies toe aan locaties voor het hele plangebied. Het kan gaan om functies zoals bijvoorbeeld wonen, dienstverlening, bedrijven, transformatiegebied of een gemeentelijk monument.

verplicht

Het gaat feite om het bestemmen van gronden en gebouwen wat veel lijkt op de huidige bestemmingsplanpraktijk.

5.3 Bouwregels

Bouwregels hebben betrekking op de situering van gebouwen, de bouw- en goothoogte, verticale parcellering en mogelijke kapvormen met dakhellingen en nokrichting.

De situering van de gebouwen

De plaats waar gebouwen mogen worden gebouwd wordt grotendeels bepaald door het wetgevingszone - bouwvlak. Daar waar in de rooilijn gebouwd moet worden is een gevellijn opgenomen.

verplicht


Gevelbreedte

De bestaande bebouwing wordt in het algemeen gedomineerd door betrekkelijk kleinschalige gebouwen met een beperkte gevelbreedte. Het behoud hiervan wordt geregeld via een bepaling dat de gevels niet breder mogen zijn dan 8,00 meter (met uitzondering van de bestaande situaties).

Kapvormen

In het plangebied komen overwegend de volgende kapvormen voor: zadeldak, schilddak en afgeknot schilddak, dan wel samengestelde delen van deze kapvormen. Om het bestaande bebouwingsbeeld zo veel mogelijk te kunnen behouden, is vastgelegd dat de gebouwen waar zowel de goot- als de bouwhoogte is geregeld, worden voorzien van een traditionele kapvorm. Binnen de marges van de op de plankaart opgenomen goot- en bouwhoogte, kunnen de kappen worden gerealiseerd. Bestaande afwijkingen worden gerespecteerd door middel van de regeling 'bestaand', welke als uitzonderingsbepaling in de regels is opgenomen.

5.4 Slopen

Om open plekken in het centrum te voorkomen is een regeling opgenomen. Het Chw Omgevingsplan Centrum Rijssen wil rekening houden met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden. Door het opleggen van een sloopvergunningstelsel voor cultuurhistorische of karakteristieke panden voorziet dit in een bescherming tegen ongewenste sloop.

verplicht

Ook gebouwen zonder monumentale status, maar die wel karakteristiek zijn voor de omgeving (bijvoorbeeld een bepaalde dakvorm of gevel) worden op deze manier in het omgevingsplan beschermd. Deze bescherming was ook al opgenomen in het nu nog geldende bestemmingsplan voor het centrum van Rijssen. Het geldende bestemmingsplan komt ter vervallen waardoor deze regeling opnieuw wordt opgenomen.

5.5 Reclame

Reclame en uitstallingen in de openbare ruimte bepalen in grote mate het aanzien en beleving van een gebied. Reclames hebben echter de neiging om, onder druk van onderlinge concurrentie, steeds groter en opzichtiger te worden. Dit kan uiteindelijk leiden tot een ongewenst straatbeeld.

verplicht

De huidige regels over reclame staan in de 'Reclamenota gemeente Rijssen-Holten'. Vanwege het integrale karakter van het omgevingsplan zijn deze regels beleidsneutraal overgenomen in dit plan.

5.6 Erfgoed

In de Erfgoednota 2015-2019 Rijssen-Holten zijn ambities geformuleerd om het cultureel erfgoed van Rijssen-Holten in gebruik en beleving een waardevol onderdeel te laten uitmaken van de samenleving. Op die manier kan een bijdrage worden geleverd aan de identificatie met de gemeente, de stad, het dorp, de straat en het landschap. Cultureel erfgoed wordt in de Erfgoednota breed gedefinieerd en omvat zowel gebouwde, archeologische en (cultuur)landschappelijke objecten en gebieden als roerend en immaterieel erfgoed.

verplicht

De Erfgoedverordening gemeente Rijssen-Holten 2018 regelt de grondslag voor het aanwijzen van beschermd erfgoed en aanvragen voor omgevingsvergunningen voor gemeentelijk beschermd erfgoed. Een deel van het cultureel erfgoed in het fysieke domein is geborgd via het ruimtelijke spoor en maakt om die reden geen deel uit van de Erfgoedverordening. Daarbij gaat het om karakteristieke panden en archeologische waarden en verwachtingen. Deze waarden worden in dit Chw Omgevingsplan Centrum Rijssen omgevingsplan voorzien van een beschermingsregime.

5.7 Kappen

Voor de gronden gelegen binnen het plangebied van dit omgevingsplan wordt de Kapverordening gemeente Rijssen-Holten 2017, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 mei 2017, ingetrokken. Voor het overige blijft de Kapverordening gemeente Rijssen-Holten 2017 van kracht.

De verordening is aangepast in verband met de inwerkingtreding per 1 januari 2017 van de Wet natuurbescherming. Bij de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming zijn de bepalingen in de Boswet vervallen en opgenomen in de nieuwe wet. Door het opheffen van het Bosschap per 1 januari 2015 was de werking van de verordening al beperkt tot de gebieden die binnen de grens bebouwde kom liggen, alsmede voor beplanting op erven of in tuinen met een oppervlakte van minder dan 10 are of wanneer het een bomenrij van minder dan 20 bomen betreft.

verplicht

Verder is vanwege de nieuwe vaststelling van de grens bebouwde kom Wet natuurbescherming (was voorheen grens bebouwde kom Boswet) en vanwege een actualisering, de kaarten met waardevolle bomen en de lijst met waardevolle boombeplanting, als bedoeld in artikel 2 opnieuw vastgesteld. Inhoudelijk is de verordening hetzelfde gebleven als de bestaande verordening die bij besluit van 26 maart 2009 is vastgesteld en zoals sindsdien gewijzigd.

Om administratieve redenen en vanwege de leesbaarheid van de regelgeving wordt de verordening van 26 maart 2009 ingetrokken en vervangen door een nieuwe verordening.

5.8 Evenementen

Voor de gemeente Rijssen-Holten vormen evenementen een waardevol onderdeel van de samenleving, omdat deze activiteiten voor sociale cohesie, gemeenschapszin en levendigheid zorgen. Ook versterken evenementen de saamhorigheid.

Daarnaast versterken evenementen het imago van de stad en geven impulsen aan de lokale economie. Tevens kunnen evenementen een brug slaan tussen diverse culturen en bieden evenementen ook de vele vrijwilligers een zinvolle bezigheid.

Ook kunnen evenementen een aantrekkingskracht hebben op toeristen , zoals de Lommerdmarkten. De verscheidenheid aan evenementen is vooral in de zomermaanden een aantrekkelijke voorziening voor de gasten van de gemeente (uiteraard ook voor de eigen inwoners)

verplicht

5.9 Standplaatsen terassen en uitstallingen

De openbare weg wordt in het centrum ook gebruikt voor het innemen van standplaatsen, terrassen en uitstallingen. De doelstelling is om in het belang van de openbare orde en veiligheid regels te stellen voor het gebruik van openbare ruimte.

Wat wordt onder het begrip openbare weg of weggedeelten verstaan; In de A.P.V. wordt verstaan dan wel mede verstaan onder: Weg: de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994. De eigendomssituatie doet daarin niet ter zake. Ook particulier eigendom kan behoren tot de openbare weg. In veel gevallen, met name in het centrum van de kernen, is daarvan sprake.

De bepalingen hebben uitsluitend betrekking op winkeluitstallingen, (winkel)reclameborden, voorwerpen op, aan of boven de openbare weg met een permanent karakter en terrassen.

verplicht

Ook voorziet de regeling in een recognitieregeling. De recognitie is een vergoeding voor het gebruik van gemeente eigendommen en dient ter erkenning van het eigendomsrecht.

Binnen het plangebied komen de huidige regels over standplaatsen, terrassen en uitstallingen zijnde Beleid gebruik openbare ruimte voor winkeluitstallingen, reclameborden, voorwerpen en terrassen 2012 te vervallen.

5.10 Algemene regels

Algemene regels hebben betrekking op regels die gelden voor het hele plangebied. Het gaat hierbij om algemene regels over functies en het gebruik van gronden en opstallen in het centrum van Rijssen. Ook worden hier algemene bouwregels beschreven waarvan kan worden afgeweken, mits het past in het genoemde afwegingskader. Per geval moet worden gemotiveerd of een afwijking van de bouwregels .

verplicht

Daarnaast gelden er ook delegatie regels, waarbij de gemeenteraad een afgebakende bevoegdheid overdraagt naar het college van burgemeester en wethouders.

hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Gezien de inhoud van het voorliggende Chw omgevingsplan bestaat er geen wettelijke basis voor het vaststellen van een exploitatieplan. De gemeenteraad stelt namelijk een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen en waar sprake is van een kostenverhaal.

Onderhavig Chw omgevingsplan heeft een harmoniserend karakter. Op grond van deze bestemmingen is vervangende nieuwbouw en uitbreiding van bestaande bebouwing mogelijk. Hiervoor zullen echter geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn of deze verhaalbare kosten zullen uitsluitend betrekking hebben op de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen. Dit valt derhalve onder de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, waarbij de verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk is.

verplicht

hoofdstuk 7 Participatie

Een Chw omgevingsplan beschrijft de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het plan zijn betrokken. Dit hoofdstuk gaat hier op in.

verplicht

7.1 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

PM INVOEGEN INSPRAAK

7.2 Vooroverleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een Chw omgevingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de fysieke leefomgeving of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

7.2.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke plannen. Geoordeeld wordt dat de voorgenomen ontwikkeling geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

7.2.2 Provincie Overijssel

De provincie heeft in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 vastgelegd wat zij van provinciaal belang vindt. Om te zorgen dat gemeenten daar in bestemmingsplannen (met verbrede reikwijdte) rekening mee houden, zijn instructies opgenomen in de Omgevingsverordening. In de paragraaf XXX is het plan getoetst aan de provinciale belangen.

Volgens afspraak is er in de voorbereidingfase van bestemmingsplannen vooroverleg tussen de gemeente en de provincie over die onderdelen die van provinciaal belang zijn.

PM REACTIE INVOEGEN

asdf

7.2.3 Waterschap Vechtstromen

De watertoets heeft plaats gevonden op de website www.dewatertoets.nl. Deze toets resulteerde in een ‘normale procedure’ van het waterschap Vechtstromen. Hiervoor wordt verwezen naar de watertoetsprocedure opgenomen in paragraaf XXX Eventuele reacties van het waterschap worden opgenomen in deze paragraaf.

7.3 Zienswijzen

Mochten er tijdens de terinzagelegging van het ontwerpplan zienswijzen binnenkomen dan worden deze door de gemeenteraad bij de vaststelling van het Chw omgevingsplan afgewogen.

Regels

hoofdstuk 1 Inleidende regels

artikel 1 Begrippen

1.1 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (een van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn en geen betrekking hebbend op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, die op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse.

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 standplaatsen

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneen gebouwd:

meer dan twee woningen waarvan ten minste één gevel van de hoofdgebouwen aaneen zijn gebouwd.

1.6 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken.

1.7 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het gedeelte van het bouwvlak of bouwperceel aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.8 bed en breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van de woonfunctie ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt met maximaal drie kamers aan niet meer dan zes personen die hun hoofdverblijf elders hebben, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden, studie en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.9 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.10 bestaande:
  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is binnen het betreffende bouwperceel en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming.
1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandelsbedrijf:

  1. in auto's, motoren, boten en landbouwwerktuigen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen of materialen, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van deze samenhangende artikelen niet meer bedraagt dan 20% van de brutovloeroppervlakte van het desbetreffende bedrijf;
  2. in caravans, tenten, zwembaden en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals specifieke onderhoudsmiddelen, onderdelen of materialen, recreatie- en campingbenodigdheden, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van deze samenhangende artikelen niet meer bedraagt dan 20% van de brutovloeroppervlakte van het desbetreffende bedrijf, met een maximum van 100 m²;
  3. in grove bouwmaterialen en bouwstoffen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke, zoals stenen, zand, beton, bestrating materiaal, hout;
  4. in keukens, badkamers en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, inbouwapparatuur en tegels, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van deze samenhangende artikelen niet meer bedraagt dan 20% van de brutovloeroppervlakte van het desbetreffende bedrijf;
  5. in artikelen en goederen die naar aard en omvang en effecten voor de omgeving gelijk kunnen worden gesteld met de hiervoor onder a t/m e bedoelde artikelen en goederen, in ieder geval met uitzondering van voedings- en genotmiddelen;
  6. in meubelen en woninginrichtingsartikelen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen als vloerbedekking, parket, verlichting, kachels en zonwering;
  7. in de vorm van bouwmarkten, zijnde detailhandel met een al dan niet geheel overdekte verkoopvloeroppervlakte, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelfproducten uit voorraad op basis van zelfbediening wordt aangeboden;
  8. in de vorm van tuincentra, zijnde detailhandel met een al dan niet geheel overdekte verkoopvloeroppervlakte, waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;
1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van bedrijfs- of beroepsactiviteiten.

1.24 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.25 dienstwoning/bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond en/of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.

1.26 erker:

een bouwkundig en visueel aan de woning ondergeschikt, uitgebouwd venster.

1.27 functioneel ondergeschikt:

een gebruik dat ondersteunend is aan de primaire woonfunctie, zoals een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, garage, berging, bijkeuken, atelier, tuinhuisje, fietsenberging of hobbyruimte.

1.28 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.30 horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.31 horecabedrijf:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek.

1.32 kantoor:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.

1.33 maatschappelijke (sport)voorzieningen:

educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, kinderopvang, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie alsook ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten.

1.34 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.35 ondergeschikt sportgebouwen:

een gebouw of een onderdeel van een gebouw ten dienste van de bestemming zoals een dug-out en/of materiaalhok en daarmee gelijk te stellen gebouwen die in stedenbouwkundig opzicht qua omvang en situering als ondergeschikt aan het hoofdgebouw vallen aan te merken.

1.36 overkapping:

een bouwwerk in de vorm van een constructie bestaande uit maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie zelf behoren.

1.37 peil:
  1. voor gebouwen waarvan de hoofdingang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.
1.38 persoonsgebonden overgangsrecht:

een persoonsgebonden overgangsrecht is een overgangsrecht zoals bedoeld in artikel 3.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat het strijdige gebruik mag worden voortgezet door die perso(o)n(en) die op de datum van vaststelling van het bestemmingsplan een persoonsgebonden overgangsrecht hebben.

1.39 pickup point:

een locatie uitsluitend bedoeld voor opslag en distributie van artikelen ten behoeve van aan- of verkoop via internet tussen bedrijf en consument, waar geen rechtstreekse verkoop of productadvisering via winkel, showroom of etalage plaatsvindt.

1.40 plan:

het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (omgevingsplan) 'Chw Omgevingsplan Centrum Rijssen' met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPRC2018000-0201 van de gemeente Rijssen-Holten.

1.41 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarvoor op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.42 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit één of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel.

1.43 toegangspartij:

een bouwkundig en visueel aan de woning ondergeschikt (voor)portaal voor de (hoofd)ingang.

1.44 vrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw niet direct is verbonden met het hoofdgebouw van een andere woning.

1.45 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden, zijnde de samenlevingsvorm van één gezin of een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, waaronder mede wordt begrepen de inwoning van één ander huishouden met eigen voorzieningen.

1.46 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.6 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (º).

hoofdstuk 2 Functieregels

artikel 3 Centrum - Walstraat

In “Centrum - Walstraat" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. wonen, met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;
  2. het behoud van het straatbeeld dat voornamelijk wordt gekenmerkt door de bouwmassa en de uitwendige hoofdvorm die wordt gekenmerkt door nagenoeg gelijke goot- en bouwhoogten en overheersende nokrichting, alsmede materiaalgebruik;
  3. kantoren met en zonder balie;
  4. dienstverlening;
  5. medische instellingen;
  6. sociale en culturele instellingen;
  7. bedrijven zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  8. pick up points;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Centrum - Walstraat

artikel 4 Centrum - Elsenerstraat

In “Gemengd - Secundair winkelgebied" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. functies die passend zijn in een centrumgebied wat betreft aard en omvang en invloed op de omgevingskwaliteit (of kwaliteit van de leefomgeving).
  2. detailhandel;
  3. wonen op de verdieping, met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;
  4. het behoud van het straatbeeld dat voornamelijk wordt gekenmerkt door de bouwmassa en de uitwendige hoofdvorm die wordt gekenmerkt door nagenoeg gelijke goot- en bouwhoogten en overheersende nokrichting, alsmede materiaalgebruik;
  5. kantoren met en zonder balie;
  6. dienstverlening;
  7. medische instellingen;
  8. sociale en culturele instellingen;
  1. vormen van horeca die wat betreft ruimtelijke uitstraling / functioneel (exploitatievorm) aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alsmede in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie patisserie of een crêperie;
  2. bedrijven zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Centrum - Elsenerstraat

artikel 5 Centrum - Noord-Zuid verbinding

In “Centrum - Noord-Zuid verbinding" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. functies die bijdragen aan een verbinding tussen het kernwinkelgebied en het NS-station, die passend zijn in een centrumgebied wat betreft aard en omvang en invloed op de omgevingskwaliteit (of kwaliteit van de leefomgeving).
  2. wonen, met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;
  3. het behoud van het straatbeeld dat voornamelijk wordt gekenmerkt door de bouwmassa en de uitwendige hoofdvorm die wordt gekenmerkt door nagenoeg gelijke goot- en bouwhoogten en overheersende nokrichting, alsmede materiaalgebruik;
  4. kantoren met balie;
  5. dienstverlening;
  6. medische instellingen;
  7. sociale en culturele instellingen;
  1. vormen van horeca die wat betreft ruimtelijke uitstraling / functioneel (exploitatievorm) aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alsmede in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie patisserie of een crêperie;
  2. bedrijven zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Centrum - Noord-Zuid verbinding

artikel 6 Detailhandel - Kernwinkelgebied

In “Detailhandel - Kernwinkelgebied" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. detailhandel;
  1. vormen van horeca die wat betreft ruimtelijke uitstraling / functioneel (exploitatievorm) aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alsmede in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie patisserie of een crêperie;
  2. incidenteel kantoren met balie;
  3. incidenteel dienstverlening;
  4. functies die bijdragen aan een gezellig en levendig kernwinkelgebied, die passend zijn in een centrumgebied wat betreft aard en omvang en invloed op de omgevingskwaliteit (of kwaliteit van de leefomgeving).
  5. wonen op de verdieping, met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Detailhandel - Kernwinkelgebied

artikel 7 Detailhandel - Buiten winkelgebied

In “Detailhandel - Buiten winkelgebied" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. detailhandel;
  2. wonen (met zorg), met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;
  3. kantoren met en zonder balie;
  4. dienstverlening;
  5. medische instellingen;
  6. sociale en culturele instellingen;
  7. bedrijven zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  8. pick up points;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Detailhandel - Buiten winkelgebied

artikel 8 Gemengd - Secundair winkelgebied

In 'Gemengd - Secundair winkelgebied' zijn de volgende functies toegestaan:

  1. functies die passend zijn in een centrumgebied wat betreft aard en omvang en invloed op de omgevingskwaliteit (of kwaliteit van de leefomgeving).
  2. detailhandel;
  3. wonen, met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;
  4. het behoud van het straatbeeld dat voornamelijk wordt gekenmerkt door de bouwmassa en de uitwendige hoofdvorm die wordt gekenmerkt door nagenoeg gelijke goot- en bouwhoogten en overheersende nokrichting, alsmede materiaalgebruik;
  5. kantoren met en zonder balie;
  6. dienstverlening;
  7. medische instellingen;
  8. sociale en culturele instellingen;
  1. vormen van horeca die wat betreft ruimtelijke uitstraling / functioneel (exploitatievorm) aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alsmede in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie patisserie of een crêperie;
  2. bedrijven zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Gemengd - Secundair winkelgebied

artikel 9 Gemengd - Stationsomgeving

In 'Gemengd - Stationsomgeving' zijn de volgende functies toegestaan:

  1. functies die passend zijn in een stationsomgeving wat betreft aard en omvang en invloed op de omgevingskwaliteit (of kwaliteit van de leefomgeving).
  2. wonen op de verdieping, met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;
  3. kantoren met en zonder balie;
  4. dienstverlening;
  5. medische instellingen;
  6. sociale en culturele instellingen;
  7. vormen van horeca die wat betreft ruimtelijke uitstraling / functioneel (exploitatievorm) aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel van) de avonduren geopend zijn;
    1. waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn een cafetaria, snackbar of een shoarmazaak;
    2. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd, zoals een restaurant, pizzeria's, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant of pension;
  8. vormen van horeca;
    1. waar naast kleinere etenswaren alsmede in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie patisserie of een crêperie;
  9. bedrijven zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  10. pick up points;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    1. een supermarkt waarvan het bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.900 m2, waarvan 50 m2 uitsluitend mag worden gebruikt ten behoeve van een pick-up-point;
    2. het laden en lossen ten behoeve van de supermarkt uitsluitend mag plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats';
    3. detailhandel in dagelijkse goederen, niet zijnde supermarkten, met dien verstande dat de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Gemengd - Stationsomgeving

artikel 10 Gemengd - Stadskwartier

In 'Gemengd - Secundair winkelgebied' zijn de volgende functies toegestaan:

  1. detailhandel in volumineuze goederen of detailhandel met een groot (>400m2) bruto vloeroppervlak;
  2. wonen (met zorg), met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;
  3. kantoren met en zonder balie;
  4. dienstverlening;
  5. medische instellingen;
  6. sociale en culturele instellingen;
  7. bedrijven zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  8. pick up points;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Gemengd - Stadskwartier

artikel 11 Gemengd - Stationskwartier

In 'Gemengd - Stationskwartier' zijn de volgende functies toegestaan:

  1. detailhandel in volumineuze goederen of detailhandel met een groot (>400m2) bruto vloeroppervlak;
  2. wonen op de verdieping, met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;
  3. kantoren met en zonder balie;
  4. dienstverlening;
  5. medische instellingen;
  6. sociale en culturele instellingen;
  7. bedrijven zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  8. vormen van horeca die wat betreft ruimtelijke uitstraling / functioneel (exploitatievorm) aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alsmede in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie patisserie of een crêperie;
  9. pick up points;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

artikel 12 Groen

In “Groen" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. groen- en speelvoorzieningen;
  2. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  3. voet- en fietspaden, alsmede toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen;
  4. incidentele parkeervoorzieningen;
  5. openbare nutsvoorzieningen;
Groen

artikel 13 Horeca - Dag

In “Horeca - Dag" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. vormen van horeca die wat betreft ruimtelijke uitstraling / functioneel (exploitatievorm) aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie patisserie of een crêperie;
  2. detailhandel;
  3. incidenteel kantoren met balie;
  4. incidenteel dienstverlening;
  5. functies die bijdragen aan een gezellig en levendig kernwinkelgebied, die passend zijn in een centrumgebied wat betreft aard en omvang en invloed op de omgevingskwaliteit (of kwaliteit van de leefomgeving).
  6. wonen op de verdieping, met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Horeca - Dag

artikel 14 Horeca - Dag en avond

In “Horeca - Dag en avond" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. vormen van horeca die wat betreft ruimtelijke uitstraling / functioneel (exploitatievorm) aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel van) de avonduren geopend zijn;
    1. waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn een cafetaria, snackbar of een shoarmazaak;
    2. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd, zoals een restaurant, pizzeria's, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant of pension;
  2. vormen van horeca;
    1. waar naast kleinere etenswaren alsmede in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie patisserie of een crêperie;
  1. detailhandel;
  2. incidenteel kantoren met balie;
  3. incidenteel dienstverlening;
  4. functies die bijdragen aan een gezellig en levendig kernwinkelgebied, die passend zijn in een centrumgebied wat betreft aard en omvang en invloed op de omgevingskwaliteit (of kwaliteit van de leefomgeving).
  5. wonen op de verdieping, met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Horeca - Dag en avond

artikel 15 Horeca - Dag, avond en nacht

In “Horeca - Dag, avond en nacht" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. vormen van horeca die wat betreft ruimtelijke uitstraling / functioneel (exploitatievorm) aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel van) de nachtelijke uren geopend zijn;
    1. waarin hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Voorbeelden zijn een café, bar, eetcafé, pub of een café-restaurant;
  2. vormen van horeca;
    1. waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn een cafetaria, snackbar of een shoarmazaak;
    2. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd, zoals een restaurant, pizzeria's, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant of pension;
    3. waar naast kleinere etenswaren alsmede in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie patisserie of een crêperie;
  3. detailhandel;
  4. incidenteel kantoren met balie;
  5. incidenteel dienstverlening;
  6. functies die bijdragen aan een gezellig en levendig kernwinkelgebied, die passend zijn in een centrumgebied wat betreft aard en omvang en invloed op de omgevingskwaliteit (of kwaliteit van de leefomgeving).
  7. wonen op de verdieping, met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Horeca - Dag, avond en nacht

artikel 16 Maatschappelijk - Kerk

In “Maatschappelijk - Kerk" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. religieuze instellingen en hieraan ondergeschikte horeca en detailhandel;
  2. kantoren met en zonder balie;
  3. dienstverlening;
  4. medische instellingen;
  5. sociale en culturele instellingen;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Maatschappelijk - Kerk

artikel 17 Maatschappelijk - Onderwijs

In “Maatschappelijk - Onderwijs" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. onderwijsinstellingen en kinderopvang en hieraan ondergeschikte horeca en detailhandel;
  2. kantoren met en zonder balie;
  3. dienstverlening;
  4. medische instellingen;
  5. sociale en culturele instellingen;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Maatschappelijk - Onderwijs

artikel 18 Maatschappelijk - Overheid

In “Maatschappelijk - Overheid" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. openbare dienstverlening, waaronder politie, brandweer en gemeenteopslag en hieraan ondergeschikte horeca en detailhandel;
  2. kantoren met en zonder balie;
  3. dienstverlening;
  4. medische instellingen;
  5. sociale en culturele instellingen;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Maatschappelijk - Overheid

artikel 19 Maatschappelijk - Verenigingsgebouw

In “Maatschappelijk - Verenigingsgebouw" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. sociale en culturele instellingen en hieraan ondergeschikte horeca en detailhandel;
  2. medische instellingen;
  3. kantoren met en zonder balie;
  4. dienstverlening;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Maatschappelijk - Verenigingsgebouw

artikel 20 Verkeer

In “Verkeer" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. wegen, met gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bushaltes en dergelijke;
  2. pleinen en parkeerterreinen;
  3. fiets- en voetpaden, alsmede toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen;
  4. groen- en speelvoorzieningen
  5. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  6. openbare nutsvoorzieningen;
  7. weg- en waterbouwkundige (kunst)werken, zoals bruggen en duikers.
Verkeer

artikel 21 Verkeer - Autoboxen

In “Verkeer - Autoboxen" zijn functies toegestaan voor stallingsruimten voor auto's en opslag.

Verkeer - Autoboxen

artikel 22 Verkeer - Railverkeer

In “Verkeer - Railverkeer" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. spoorwegen, met daarbij inbegrepen bermen, spoorwegovergangen, onderdoorgangen, geluidwerende voorzieningen en dergelijke;
  2. voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  5. openbare nutsvoorzieningen;
  6. weg- en waterbouwkundige (kunst)werken, zoals bruggen en duikers.
Verkeer - Railverkeer

artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied

In “Verkeer - Verblijfsgebied" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. verblijfsvoorzieningen waaronder pleinen en winkelstraten;
  2. fiets- en voetpaden, alsmede toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groen- en speelvoorzieningen;
  5. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  6. openbare nutsvoorzieningen;
  7. weg- en waterbouwkundige (kunst)werken, zoals bruggen en duikers;
  8. terassen;
  9. standplaatsen en warenmarkten.
Verkeer - Verblijfsgebied

artikel 24 Verkeer - Parkeren

In “Verkeer - Parkeren" zijn de volgende functies toegestaan:

  1. parkeervoorzieningen;
  2. fiets- en voetpaden, alsmede toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  5. openbare nutsvoorzieningen;
  6. weg- en waterbouwkundige (kunst)werken, zoals bruggen en duikers;
Verkeer - Parkeren

artikel 25 Wonen - Aaneen

In 'Wonen - Aaneen' zijn de volgende functies toegestaan:

  1. wonen, in aaneen gebouwde (rijtjes)woningen of twee aaneen gebouwde woningen en met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;
  2. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Wonen - Aaneen

artikel 26 Wonen - Appartementen

In 'Wonen - Appartementen' zijn de volgende functies toegestaan:

  1. wonen, in appartementen en met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;
  2. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Wonen - Appartementen

artikel 27 Wonen - Samenhangend straatbeeld

In 'Wonen - Samenhangend straatbeeld' zijn de volgende functies toegestaan:

  1. wonen, in karakteristieke straatdelen en met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;
  2. het behoud van het (samenhangende) straatbeeld dat voornamelijk wordt gekenmerkt door de bouwmassa en de uitwendige hoofdvorm die wordt gekenmerkt door nagenoeg gelijke goot- en bouwhoogten en overheersende nokrichting, alsmede materiaalgebruik;
  3. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Wonen - Samenhangend straatbeeld

artikel 28 Wonen - Vrijstaand

In 'Wonen - Vrijstaand' zijn de volgende functies toegestaan:

  1. wonen, in vrijstaande woningen en met:
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;
  2. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Wonen - Vrijstaand

artikel 29 Wonen - Transformeren

In 'Wonen - Transformeren' zijn de volgende functies toegestaan

  1. bestaande functies, waarbij na één jaar leegstand van de betreffende ruimte dit lid vervalt;
  2. wonen en met;
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;
  3. het behoud van het straatbeeld dat voornamelijk wordt gekenmerkt door de bouwmassa en de uitwendige hoofdvorm die wordt gekenmerkt door nagenoeg gelijke goot- en bouwhoogten en overheersende nokrichting, alsmede materiaalgebruik;
  4. kantoren met en zonder balie;
  5. dienstverlening;
  6. medische instellingen;
  7. sociale en culturele instellingen;
  8. bedrijven zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  9. water, waaronder afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Wonen - Transformeren

artikel 30 Wonen - Zorg

In 'Wonen - Zorg' zijn de volgende functies toegestaan:

  1. wonen met zorg en met;
    1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat maximaal dat aangegeven maximum mag worden gebouwd;

met bijbehorende tuinen, parkeervoorzieningen, terreinen en erven.

Wonen - Zorg

hoofdstuk 3 Bouwen

artikel 31 wetgevingszone - bouwvlak

In 'wetgevingszone - bouwvlak' gelden de volgende bouwregels:

wetgevingzone - bouwvlak
31.1 Algemeen en behoud straatbeeld
  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een wetgevingszone - bouwvlak worden gebouwd;
  2. indien een gevellijn is aangegeven dient een gevel van een hoofdgebouw in de ter plaatse aangegeven aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd en de etalages en/of hoofdingang hierop georienteerd worden, in andere gevallen dient de voorgevel van de hoofdgebouwen in of maximaal 1 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  3. de voorgevel van de hoofdgebouwen dient te worden georiënteerd op en de etalages en/of hoofdingang te worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' voor zover deze aanduiding is opgenomen;
  4. ondergrondse parkeervoorzieningen worden gerealiseerd in ten hoogste 1 bouwlaag en mogen in afwijking van het bepaalde onder a zowel binnen als buiten het wetgevingszone - bouwvlak worden gebouwd;
31.1.1 verticale parcellering
  1. een gebouw dient vrijstaand dan wel individueel aaneen te worden gebouwd;
  2. de parcellering van een straatgevel heeft eenheden van ten hoogste 8 m, tenzij;
    1. de bestaande eenheden breder zijn, in welk geval de bestaande maat als maximum geldt;
    2. het historisch straatbeeld aanleiding geeft tot een bredere maat;
  3. de gevel dient een verticale gevelindeling te hebben;
31.1.2 goot- en bouwhoogte, kapvorm, dakhelling en nokrichting
  1. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedragen niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte verhoogd met maximaal 10%, dan wel de goot- en bouwhoogte niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en/of bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  2. een gebouw dient te zijn voorzien van een traditionele kapvorm dan wel samengestelde delen hiervan, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de dakhelling dient ten minste 40° te bedragen;
    2. de dakhelling dient ten hoogste 60° te bedragen;
    3. de nokrichting dient haaks op de voorgevel van het gebouw te liggen, tenzij;
      • het historisch straatbeeld aanleiding geeft tot een andere kapvorm, dakhelling of nokrichting;
      • de bestaande kap afwijkt mag de bestaande dakhelling en nokrichting van de kap worden toegepast;
  3. met omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de aangegeven kapvorm dan wel dat van een gebouw een ondergeschikt gedeelte van het dak wordt voorzien van een plat dak, mits het historisch straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad.
31.1.3 bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  1. voor bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels;
    1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat voor hoeksituaties gericht op de openbare weg of openbaar groen geldt dat 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de woning de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt en daarvoor ten hoogste 1 m;
    2. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
    3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
31.2 (Grondgebonden) woningen

Van een bouwperceel voor grondgebonden woningen mag niet meer dan 60% worden bebouwd en bij drie woningen of meer aaneen 70% met dien verstande dat de bebouwingsoppervlakte per bouwperceel ten hoogste 350 m² bedraagt;

31.2.1 de voorste 18 meter zone

Voor de bouw van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tussen de voorgevel (en het verlengde hiervan) en de 18 m er achter, dan wel niet meer dan de bestaande afstand van het hoofdgebouw indien deze meer bedraagt, geldt dat:

  1. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte bedragen, met dien verstande dat nieuwe of vervangende bouw dient te worden aangesloten bij de goot- en/of bouwhoogte van de naastgelegen woningen;
  2. de afstand van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt:
    1. bij vrijstaande woningen minimaal 2,5 m, met dien verstande dat aan één zijde die afstand minimaal 0 m mag bedragen, mits 3 m achter de voorste voorgevel en/of het verlengde daarvan en met een maximale goothoogte van 3,5 m en een maximale bouwhoogte die 1 m lager dient te zijn dan de nok van het hoofdgebouw;
    2. bij dubbele woningen minimaal 2,5 m aan één zijde, met dien verstande, dat die afstand minimaal 0 m mag bedragen, mits 3 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan en met een maximale goothoogte van 3,5 m en een maximale bouwhoogte die 1 m lager dient te zijn dan de nok van het hoofdgebouw;
    3. bij woningen van drie of meer aaneen minimaal 1 m aan één zijde bij de eindwoningen van de aaneengesloten woningen, met dien verstande, dat die afstand minimaal 0 m mag bedragen, mits 3 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan en met een maximale goothoogte van 3,5 m en een maximale bouwhoogte die 1 m lager dient te zijn dan de nok van het hoofdgebouw;
    4. in geval van een kleinere afstand, de op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;
  3. bijbehorende bouwwerken mogen op niet minder dan 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de bestaande afstand, indien deze minder dan 3 m bedraagt, in acht mag worden genomen;
    2. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3,5 m respectievelijk 6,5 m mag bedragen;
    3. plat afgedekte overkappingen op niet minder dan 1 m achter de voorgevel mogen worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  4. de voorgevel van de hoofdgebouwen dient in of maximaal 1 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd,
31.2.2 achter de 18 meter zone

Voor de bouw van bijbehorende bouwwerken achter de 18 m vanaf de voorgevel (en het verlengde hiervan), dan wel achter de bestaande (het verlengde van de) achtergevel van het hoofdgebouw indien deze meer bedraagt, geldt dat:

  1. de ruimten functioneel ondergeschikt dienen te zijn, met uitzondering van mantelzorg;
  2. de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  3. de bouwhoogte niet meer dan 6,5 m mag bedragen;
  4. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 75 m2 mag bedragen, dan wel:
    1. een groter oppervlak tot maximaal 20% van het bouwperceel of;
    2. het bestaande oppervlak als dat groter is.
31.2.3 uitbouwen zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon

Een erker, toegangspartij, luifel of balkon mag tot maximaal 1,5 m buiten de wetgevingszone - bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

  1. de afstand van enig deel van de uitbouw ten minste 2,5 m uit de naar de weg gekeerde perceelsgrenzen bedraagt;
  2. de hoogte niet meer mag zijn dan 25 cm boven de eerste verdiepingsvloer;
  3. de uitbouwen mogen niet over de gehele breedte van de woning worden gebouwd.
31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. het behoud van de karakteristiek zoals beschreven in lid ;

nadere eisen stellen aan:

  1. de plaats en oriëntatie van gebouwen in die zin dat de voorgevel van hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  2. de bouw- en goothoogte van hoofdgebouwen en daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouwen in de zin dat deze aansluiten bij de naastgelegen woningen;
  3. de nokrichting van het hoofdgebouw indien de meeste naastgelegen karakteristieke gebouwen een kenmerkend gelijke nokrichting aangeven;
  4. de grootte en inhoud van de zelfstandige woonruimte noodzakelijk vanuit een oogpunt van de mantelzorg.

artikel 32 wetgevingszone - ruimtelijke kwaliteit

In 'wetgevingszone - ruimtelijke kwaliteit' gelden ten aanzien van het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk de volgende regels;

wetgevingzone - ruimtelijke kwaliteit
32.1 situering en orientatie van de bebouwing
  1. de bebouwing dient zich te richten naar de openbare ruimte;
  2. bebouwing wordt in de rooilijn geplaatst, zoals aangegeven in het bestemmingsplan. Luifels mogen de rooilijn niet overschrijden.
  3. de geveloriëntatie van hoekpanden heeft een hiërarchie die overeenkomt met het belang van de straat, het plein of de steeg in het stedelijk patroon.
  4. openbare gebouwen en bijzondere functies kunnen afwijkend georiënteerd zijn.
  5. bijgebouwen zijn uit het zicht van hoofdstraten gelegen, maar kunnen wel direct grenzen aan de achterstraat.
32.2 vormgeving dak en gevels
  1. de bebouwing dient wat betreft maat, schaal en vorm aan te sluiten bij de omgeving.
  2. de bebouwing dien zich individueel te onderscheiden met een korrelmaat van 6 à 7 m.
  3. bijgebouwen dienen wat betreft hun vormgeving aan te sluiten bij het hoofdgebouw en zijn ondergeschikt.
  4. bijgebouwen aan de historische achterstraten hebben een zadeldak.
  5. de plaats, de verhouding en de afmetingen van gevelopeningen dienen op elkaar en op de maatvoering van het gevelvlak en op die in de directe omgeving te worden afgestemd.
  6. gevels zijn passend in het straatbeeld.
  7. bij verbouwingen en uitbreidingen dienen de bestaande architectonische karakteristieken te worden gerespecteerd.
  8. bij veranderingen in de gevels van winkel- of horecapanden dient gestreefd te worden naar het herstellen van de relatie tussen de onder- en bovengevel.
32.3 detailering en materiaalgebruik
  1. bij nieuwbouw dient het materiaalgebruik in de gevel te worden afgestemd op het materiaalgebruik in de directe omgeving, daarbij hebben traditionele en natuurlijke materialen de voorkeur (bijvoorbeeld baksteen, hout, keramische pannen), kunststof of staal plaatmateriaal is niet gewenst.
  2. bij renovatie dient het materiaalgebruik te worden afgestemd op het bestaande gebouw, ook hier hebben traditionele materialen de voorkeur en is kunststof of staal plaatmateriaal niet gewenst.
  3. bij nieuwbouw dient de kleur te worden afgestemd op de directe omgeving.
  4. bij renovatie dient de kleur te worden afgestemd op het oorspronkelijke gebouw of op het kleurgebruik in de omgeving.
  5. bij veranderingen aan bestaande bebouwing dient de detaillering aan te sluiten bij de oorspronkelijke vormgeving van het gebouw.
  6. in de historische achterstraat worden bijgebouwen opgetrokken uit een donkere baksteen en afgedekt met een keramische donkere matte pan. Kunststof of staal plaatmateriaal is ook hier niet gewenst.
  7. in de historische achterstraten worden erfscheidingen opgetrokken uit donkere baksteen.

hoofdstuk 4 Slopen

artikel 33 overige zone - cultuurhistorisch straatbeeld

overige zone - cultuurhistorisch straatbeeld
33.1 Activiteitenomschrijving

In 'overige zone - cultuurhistorisch straatbeeld' is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag hoofdgebouwen te slopen.

Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde of een ter plaatse passende nieuwe karakteristiek zal plaatsvinden, dan wel indien er, naar het oordeel van het bevoegd gezag, geen mogelijkheid is om verval van het karakteristieke bouwwerk tegen te gaan.

hoofdstuk 5 Reclame

artikel 34 overige zone - reclame

Voor meer informatie en regels over reclame zie ook www.rijssen-holten.nl/reclame.

In 'overige zone - reclame' gelden ten aanzien van het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk de volgende regels;

Aan een reclame-uiting worden de onderstaande functionele en technische eisen gesteld:

  1. In het algemeen geldt dat reclame-uitingen alleen aanvaardbaar zijn als de reclame een rechtstreeks verband heeft met de activiteiten die in het pand of op het perceel plaatsvinden. Zo is een reclame voor een automerk niet gepast op de gevel van een bakkerij. Uitzondering hierop zijn de reclames op (stads)plattegrondkasten, abri’s, displays, lichtmastreclame en dergelijke. Voor deze vormen van reclame, die verspreid voorkomen binnen de gehele gemeente, gelden andere criteria.
  2. Bij meerdere functies in één pand zijn op de verdiepingen met een woonbestemming geen reclame-uitingen toegestaan, tenzij dit voor een bepaald gebiedstype nadrukkelijk mogelijk wordt gemaakt.
  3. Een reclameobject moet gedurende zijn duur (kort- of langdurig) een goede bijdrage leveren aan het straatbeeld. Een reclame moet daarom worden vervaardigd van een materiaal van goede kwaliteit dat langdurig meegaat.
  4. Ook moet een reclame op een goede technische en constructieve manier aangebracht worden. Tevens is het hierbij van belang dat reclameobjecten goed onderhouden worden.
  5. Reclame-uitingen die geluidshinder veroorzaken zijn niet toegestaan. (b.v. klapperende vlaggen, vaandels)

Uitgangspunt is dat een reclame-uiting geen overlast of hinder mag veroorzaken voor derden (fysiek of visueel). Ook mag de verkeersveiligheid niet in het geding komen. Daarom gelden de volgende criteria:

  1. Reclame-uitingen die knipperen en/of bewegen zijn niet toegestaan.
  2. Bij lichtbakken heeft het de voorkeur om een donker fond (achtergrond) te kiezen met heldere letters, waarbij in ieder geval geldt dat reclame-uitingen die verblindend werken niet zijn toegestaan.
  3. Uitstekende reclameobjecten aan de gevel mogen niet lager dan 2.20 meter boven het voor voetgangers bestemde deel van de openbare ruimte worden geplaatst, gemeten vanaf de onderzijde van het reclameobject (i.v.m. doorloophoogte).
  4. Uitstekende reclameobjecten aan de gevel moeten tenminste 0,50 meter vanaf de rijbaan worden geplaatst. Reclameobjecten mogen dus nooit boven de rijbaan zijn gesitueerd.
  5. Reclames op of boven de weg mogen de zichtbaarheid van de openbare ruimte, de verkeerslichten of – borden en andere verkeersaanduidingen niet aantasten.
  6. Skybeamers zijn verboden. Op dit moment is er 1 skybeamer geplaatst bij Lucky. Deze situatie wordt gehandhaafd, maar uitbreiding van het aantal skybeamers binnen de gemeente wordt niet toegestaan. Voor de skybeamer bij Lucky wordt dan ook de uitsterfconstructie toegepast.

Een reclame-uiting moet een verrijking zijn van het gevelbeeld of openbare ruimte en mag in ieder geval qua plaatsing, kleurstelling, materiaalgebruik en/of detaillering niet ontsierend zijn voor het gevelbeeld en ook geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Dat geldt ook voor ‘huisstijlreclames’. Ten aanzien van de verschijningsvorm gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:

  1. De vormgeving, afmetingen en kleuren van een reclame-uiting moeten afgestemd zijn op het karakter van de directe omgeving.
  2. Gevelreclames dienen qua vormgeving, detaillering, afmetingen en plaatsing op de gevelopzet afgestemd te worden. De samenhang en structuur van de gevel dienen behouden te blijven.
  3. Bij monumenten dient men extra zorgvuldig met reclame-uitingen om te gaan. In dergelijke situaties zal een aanvraag hierom ook worden voorgelegd aan de monumentencommissie.
  4. Bij nieuwbouw dient de reclame-uiting bij voorkeur geïntegreerd te worden in het ontwerp/architectuur. Hierdoor is de kans op ontsiering van de gevel door later aangebrachte reclames een stuk kleiner.
  5. In het geval van bestaande bebouwing is de aanwezige samenhang en ritmiek van de gevel en straatwand essentieel voor een passende reclame. Als de architectuur van bestaande bebouwing al voorziet in specifieke reclamemogelijkheden, zoals koofboorden of velden tussen raamkozijnen en -bogen, zijn dat de aangewezen plaatsen waar reclame-uitingen moeten worden aangebracht.
  6. Te veel en frequente herhaling van dezelfde tekst of te grote hoeveelheid tekst per reclame dient voorkomen te worden. Tekst moet worden beperkt tot de hoofdboodschap (bedrijfsnaam, type bedrijf/ winkel of andere een aanduiding).
  7. De reclame-uiting zelf moet een eigen kwaliteit hebben waarbij er wordt gelet op de vormgeving, maatvoering, typografie, kleurstelling, lay-out, materiaalgebruik en wijze van plaatsing.
  8. Geen reclames in reflecterende en/of fluorescerende kleuren.
overige zone - reclame
34.1 criteria gevelreclame

Per bedrijf/winkel zijn er maximaal 3 zichtbare reclame-uitingen aan de voorgevel toegestaan. Aan de zijgevel is maximaal 1 zichtbare reclame-uiting toegestaan, tenzij er sprake is van een hoekpand met twee winkelpuien. Dan is er sprake van twee voorgevels. In een enkel geval kan er sprake zijn van 3 winkelpuien.

De reclame-uitingen kunnen bestaan uit de onderstaande vormen van reclame waarbij geldt dat er nooit meer dan het maximaal aangegeven aantal van deze reclamevorm mag worden aangebracht.

  1. ENKELZIJDIG RECLAMEOBJECT (PLAT OP DE GEVEL)
    1. hoeveel - maximaal 2
    2. waar - passend in de structuur van de gevel/winkelpui
      • bij meerdere verdiepingen onder de kozijnen op de eerste verdieping
      • bij plaatsing op de gevel in ieder geval binnen de contouren van het gebouw
      • bij plaatsing tegen een luifel binnen de contouren van het boeiboord
    3. hoe - oppervlakte bedraagt maximaal 3.50 m2
    4. bij voorkeur uitgevoerd in losse letters of anders een door middel van een passend vormgegeven reclamebord of lichtbak (afhankelijk van bedrijfsstijl).
    5. eventueel uitgevoerd als lichtgevende of aangelichte reclame (zie hiervoor de aanvullende criteria)
    6. bij een uitvoering in losse letters (en eventuele bedrijfslogo’s) wordt het geheel aangemerkt als één reclame-uiting. Open belettering heeft de voorkeur, omdat deze reclame-vorm de architectonische kenmerken van een gebouw het meest respecteert.
  2. DUBBELZIJDIG RECLAMEOBJECT (LOODRECHT OP DE GEVEL)
    1. hoeveel - maximaal 2
    2. waar - passend in de structuur van de gevel/winkelpui
      • bij meerdere verdiepingen geplaatst onder de kozijnen op de eerste verdieping
    3. hoe - oppervlakte bedraagt maximaal 0.60 m2
      • maximaal 0.80 meter uit de gevel stekend, inclusief de bevestigingsconstructie
      • eventueel uitgevoerd als lichtgevende of aangelichte reclame (zie hiervoor de aanvullende criteria)
  3. FRAMES TEN BEHOEVE VAN RECLAMEDOEK (PLAT AAN OF LOODRECHT OP DE GEVEL)
    1. hoeveel - maximaal 1
    2. waar - uitsluitend geplaatst op blinde gevels (niet voor de gevelopeningen) en aangepast aan de architectuur
    3. hoe - oppervlakte bedraagt maximaal 4.00 m2
  4. AANVULLENDE CRITERIA RECLAMEVERLICHTING
    1. Het is toegestaan om de reclamevormen die hiervoor genoemd zijn verlicht of aangelicht uit te voeren. Hierbij dienen de volgende richtlijnen in acht te worden genomen.
      • reclameborden of losse letters die plat op de gevel zijn aangebracht mogen worden aangelicht
      • lichtbakken of verlichte losse letters (zowel plat als haaks op de gevel) mogen zijn voorzien van een verlichtingsarmatuur
      • verlichtingsarmatuur bij voorkeur energiezuinig uitvoeren
      • kokers, bestemd voor het opbergen van leidingen, zijn geschilderd in een donkere kleur of in dezelfde kleur als het gevelvlak
      • de reclameverlichting is uitgeschakeld tussen 23.00 uur en 07.00 uur, tenzij er sprake is van ruimere openingstijden
  5. BANIER-CONSTRUCTIES
    1. hoeveel - maximaal 2
    2. waar - bij meerdere verdiepingen geplaatst onder de vloer van de tweede verdieping
      • het zicht vanuit een naastgelegen woonruimte mag hierdoor niet ontnomen worden
      • passend in de structuur van de gevel/winkelpui
    3. hoe - plat of loodrecht op de gevel
      • bij loodrechte plaatsing maximaal 0.80 meter uit de gevel stekend, inclusief bevestigingsconstructie;
      • afstand tot de dichtstbijzijnde raam moet hetzelfde zijn als de afstand uit de gevel
      • bij loodrechte plaatsing tenminste 0.50 meter van zijgevel, naburig pand of erfgrens geplaatst
      • banieren aan de gevel mogen niet lager dan 2.20 meter boven de openbare ruimte (voetgangerszone zie 3.2.3.) worden geplaatst, gemeten vanaf de onderzijde
      • oppervlakte van de banier bedraagt maximaal 1.50 m²
      • banier is uitgevoerd in een passende kleurstelling
      • bij meerdere exemplaren identiek uitvoeren (verschillende banieren zijn niet toegestaan)
  6. VLAGGEN, VAANDELS OF WIMPELS (VERGUNNINGSVRIJ)
    1. hoeveel - maximaal 2
    2. waar - vlaggenstok bevestigd onder de kozijnen op de eerste verdieping
      • bevestigd aan een ‘normale’ vlaggenstok
    3. hoe - bij meerdere exemplaren identiek uitvoeren (verschillende vlaggen, vaandels en wimpels zijn niet toegestaan)
34.2 criteria vrijstaande reclame-uitingen

De volgende criteria hebben uitsluitend betrekking op het plaatsen van reclame-uitingen bij gebouwen waarin meerdere winkels zijn gevestigd (bijvoorbeeld De Hoge Wal). De onderstaande reclame-vormen zijn niet toegestaan bij op zichzelf staande winkelpanden in het centrumgebied

  1. VLAGGENMASTEN
    1. hoeveel - maximaal 3 al dan niet vergunningsvrij
    2. waar - uitsluitend bij gebouwen met meerdere winkels
      • bij de hoofdentree van het gebouw of bij de toegang van het aanwezige parkeerterrein op tenminste 1.00 meter van het openbaar gebied
    3. hoe - masten zijn niet hoger dan 6.00 meter, tenzij anders geregeld in bestemmingsplan.
      • uitgevoerd met identieke vlaggen/banieren (afmeting en opdruk); bijvoorbeeld via een winkeliersvereniging
  2. RECLAMECONSTRUCTIE OF -ZUIL
    1. hoeveel - maximaal 1
    2. waar - uitsluitend bij gebouwen meerdere winkels
      • bij de hoofdentree van het gebouw of bij de toegang van het aanwezige parkeerterrein op tenminste 1.00 meter van het openbaar gebied
    3. hoe - oppervlakte bedraagt maximaal 4.00 m2
      • bij meerdere winkels bedoeld als gezamenlijke presentatie van de in het gebouw aanwezige winkels
34.3 criteria tijdelijke reclame-uitingen (vergunningsvrij)

De onderstaande criteria hebben betrekking op het plaatsen van tijdelijke reclame-uitingen. Deze mogen zonder vergunning geplaatst worden, mits de reclame-uiting aan de onderstaande voorwaarden voldoet.

  1. BOUW- EN PROJECTBORDEN
    1. hoeveel- maximaal één bouw-/projectreclame per project
    2. hoe lang- tijdens de werkzaamheden tot maximaal 1 maand na de oplevering.
    3. waar- geplaatst achter de hekken en/of op het terrein waar de werkzaamheden plaatsvinden
  2. RECLAMEDOEK OF -BORD
    1. hoeveel - maximaal 1
    2. hoe lang - maximaal 14 dagen
    3. waar - uitsluitend op het eigen terrein
    4. hoe - in de vorm van een spandoek of bord met een oppervlakte van maximaal 6.00 m²
      • bedoeld voor het aankondigen van een activiteit of evenement op hetzelfde terrein (bijvoorbeeld een ‘Paasshow’ of ‘Open huis’)

hoofdstuk 6 Erfgoed

artikel 35 Waarde - AMK terreinen

Waarde - AMK terreinen
35.1 Functieomschrijving

De voor Waarde - AMK terreinen aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

35.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 50 m2.

35.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 35.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

35.3.1 Advies deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 35.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het scheuren van grasland.
35.4.1 Advies deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 35.4 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

35.4.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.4.1 is nodig voor:

  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  4. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
35.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  1. het wijzigen van de bestemming 'Waarde - AMK terreinen' in een andere archeologische bestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;
  2. het verwijderen van de bestemming 'Waarde - AMK terreinen', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

artikel 36 Waarde - Archeologie hoge verwachting

Waarde - Archeologie hoge verwachting
36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

36.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.2.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 36.2.2, zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 36.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil;
  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil;
  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,5 m onder peil;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  5. het ophogen en egaliseren van gronden.
36.2.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 36.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  3. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
36.2.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in sublid 36.2.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
36.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' het plan te wijzigen zodanig dat deze dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

artikel 37 Waarde - Archeologie middelhoge verwachting

Waarde - Archeologie middelhoge verwachting
37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

37.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.2.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 37.2.2, zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 37.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 250 m² of meer:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil;
  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil;
  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,5 m onder peil;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  5. het ophogen en egaliseren van gronden.
37.2.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 37.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  3. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
37.2.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in sublid 37.2.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
37.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting', het plan te wijzigen zodanig dat deze dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

hoofdstuk 7 Kappen

Begrippen

Voor de toepassing van Hoofdstuk 7 Kappen wordt verstaan onder:

houtopstand

hakhout, een houtwal of een of meer bomen;

hakhout

een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

dunning

velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand;

bebouwde kom

de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 4.1, onder a., van de Wet natuurbescherming;

vellen

rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

bevoegd gezag

bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

artikel 38 overige zone - kappen bebouwde kom

overige zone - kappen bebouwde kom
38.1 Activiteitenomschrijving

In 'overige zone - kappen bebouwde kom' is het verboden om;

  1. zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen, uitgezonderd houtopstand met een diameter tot en met 20 centimeter, gemeten op 1,30 meter boven het maaiveld.
  2. het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.
38.2 Aanvraag omgevingsvergunning
  1. de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
  2. aanvrager is verplicht voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden als bedoeld in artikel 38.1 een formulier te gebruiken waarvan het model is vastgesteld door het bevoegde gezag.
38.3 Weigeringsgronden

De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden kan worden geweigerd op grond van:

  1. de natuurwaarde van de houtopstand;
  2. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
  3. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
  4. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
  5. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
  6. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
38.4 Inwerkingstreding en geldigheidsduur
  1. de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden wordt van kracht met ingang van de dag na de dag waarop de bezwaartermijn afloopt. Indien gedurende de bezwaartermijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, wordt de vergunning niet van kracht voordat op dat verzoek is beslist.
  2. In de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden wordt de geldigheidsduur daarvan aangegeven die, tenzij met redenen omkleed daarvan wordt afgeweken, wordt gesteld op 12 maanden te rekenen vanaf de datum van de in lid a bedoelde datum van in kracht treden van de vergunning.
38.5 Bestrijding van boomziekte
  1. indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van Burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door Burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
    1. de houtopstand te vellen.
    2. conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.
  2. Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.
  3. Het bevoegd gezag kan vergunning verlenen van het onder 38.5 lid b van dit artikel gestelde verbod.
  4. Het niet voldoen aan de in 38.5 lid a bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.
38.6 Strafbepaling

Overtreding van de in de artikelen 38.4 en 38.5 en krachtens deze verordening gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of geldboete van de 2e categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

38.7 Opsporingsambtenaren

Opsporing van de in dit Hoofdstuk 7 Kappen strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan de buitengewoon opsporingsambtena(a)r(en) (BOA) in dienst van de gemeente.

38.8 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens dit Hoofdstuk 7 Kappen bepaalde zijn belast de als zodanig door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

hoofdstuk 8 Evenementen

Voor meer informatie en regels over evenementen zie ook www.rijssen-holten.nl/evenementen.

Begrippen

Voor de toepassing van Hoofdstuk 8 Evenementen wordt verstaan onder:

evenementen (ondergrens)

elke voor publiek toegankelijke verrichting, georganiseerde gebeurtenis, openluchtmanifestatie, (thema-)dag of week en/of herdenking die al dan niet met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld maandelijks, jaarlijks of jaaroverstijgend) plaatsvindt;

  1. waardoor het normaal maatschappelijk gebruik van de gronden niet mogelijk is gedurende:
    1. tenminste één aanééngesloten periode van 24 uur (inclusief het opbouwen en afbreken); of
    2. tenminste twee niet opéénvolgende dagen of vier niet opéénvolgende dagdelen;
  2. en met een omvang van meer dan 250 bezoekers/deelnemers/toeschouwers/gasten gelijktijdig aanwezig:
  3. en met een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (Lar,lt) van meer dan 40 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning om en nabij het (evenementen)terrein.

Verwijziging naar Evenementenbeleid 2016 of de rechtsopvolger hiervan. en APV standplaatsenbeleid

artikel 39 overige zone - aantal evenementen centrum Rijssen

overige zone - aantal evenementen centrum Rijssen
39.1 Activiteitenomschrijving

In 'overige zone - aantal evenementen centrum Rijssen' is behalve de andere daar voorkomende functies ook de volgende activiteiten toegestaan:

  1. maximaal 7 evenementen per kalenderjaar in categorie 'kleine evenementen';
  2. maximaal 6 evenementen per kalenderjaar in categorie 'middelgrote evenementen';
  3. maximaal 5 evenementen per kalenderjaar in categorie 'grote evenementen';

zoals aangegeven in de bij deze regels deel uitmakende bijlage Lijst met categorisering evenementen.

artikel 40 overige zone - aantal evenementen Oude Veemarkt

overige zone - aantal evenementen Oude Veemarkt
40.1 Activiteitenomschrijving

In 'overige zone - aantal evenementen Oude Veemarkt' is behalve de andere daar voorkomende functies ook de volgende activiteiten toegestaan:

  1. maximaal 7 evenementen per kalenderjaar in categorie 'kleine evenementen';
  2. maximaal 4 evenementen per kalenderjaar in categorie 'middelgrote evenementen';
  3. maximaal 1 evenement per kalenderjaar in categorie 'grote evenementen';

zoals aangegeven in de bij deze regels deel uitmakende bijlage Lijst met categorisering evenementen.

artikel 41 overige zone - specifieke regels lommerdmarkt

De gemeenteraad delegeert de wijzigingsbevoegdheid van dit artikel aan het college van burgemeester en wethouders.

overige zone - specifieke regels lommerdmarkt
41.1 Begrippen

Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

41.1.1 geringe eet- en drinkwaren voor consumptie ter plaatse

snacks, zoals patat, ijs, vis, stroopwafels en Vietnamese loempia's, en drinkwaren;

41.1.2 lommerdmarkt

een markt waarop gebruikte goederen en spulletjes worden verkocht door in de eerste plaats particulieren (kinderen en volwassen) en in de tweede plaats commerciële handelaren in tweedehands gebruikte goederen en waarop een beperkt aantal standplaatsen ingenomen kan worden ten behoeve van de verkoop van geringe eet- en drinkwaren voor consumptie ter plaatse.

41.2 Functieomschrijving

In 'overige zone - specifieke regels lommerdmarkt' is behalve de andere daar voorkomende functies ook de volgende functie toegestaan:

  1. het houden van lommerdmarkten gedurende 5 dagen per kalenderjaar;
  2. met de daarbij behorende tijdelijke voorzieningen en tijdelijke bouwwerken;
  3. opbouwperiode?
41.3 Innemen van standplaatsen
  1. Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen voor het innemen van standplaats tijdens een lommerdmarkt voor de verkoop van geringe eet- en drinkwaren voor consumptie ter plaatse.
  2. Het aantal standplaatsen bedraagt maximaal 10 per lommerdmarkt.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen voor de toewijzing van standplaatsen een brancheverdeling vaststellen.
41.4 Strijdig gebruik
  1. Het is verboden op een lommerdmarkt ten verkoop aan te bieden: nieuwe goederen, levende have (dieren), aanstootgevende lectuur en aanstootgevend audiovisueel materiaal.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen andere categorieën van goederen aanwijzen die op een lommerdmarkt niet ten verkoop mogen worden aangeboden.

Grens bepalen of; prijs, legitimatieplicht, soorten uitstallingen ect. tot dit omgevingsplan mogen worden gerekend.

hoofdstuk 9 Standplaatsen terrassen en uitstallingen

artikel 42 wetgevingszone - standplaatsen

Voor meer informatie en regels over standplaatsen zie ook www.rijssen-holten.nl/standplaatsen.

wetgevingzone - standplaatsen
42.1 Functieomschrijving

In 'wetgevingszone - standplaatsen' is naast de andere daar voorkomende functies ook het innemen van een standplaats met de daarbij behorende tijdelijke voorzieningen en tijdelijke bouwwerken toegestaan.

42.2 Innemen van een standplaats
  1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders standplaats in te nemen.
  2. De vergunning kan worden geweigerd indien:
    1. als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
    2. het voertuig waarmee standplaats wordt ingenomen niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
42.3 Regels standplaats
  1. Per locatie mag één standplaats worden ingenomen met een voertuig, kraam, tafel of enig ander middel.

artikel 43 wetgevingszone - terrassen

Voor meer informatie en regels over terrassen zie ook onze website www.rijssen-holten.nl/terrassen.

In 'wetgevingszone - terrassen' gelden ten aanzien van het uiterlijk en de plaatsing van terassen de volgende regels;

  1. Het is verboden een terras bij een horecabedrijf te exploiteren of de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie ervan, als:
    1. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
    2. het terras gevaar of hinder voor de omgeving oplevert;
    3. het terras schade toebrengt aan de weg;
    4. het terras gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats;
    5. het terras hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
    6. daarvan niet ten minste 2 weken van tevoren melding is gedaan bij de burgemeester met vermelding van de afmeting en plattegrond;
  2. Het bevoegd bestuursorgaan kan voor terrassen ontheffing verlenen van het in het in lid a. gestelde verbod;
  3. Voor terrassen geldt dat deze alleen mogen worden ingericht voor en / of naast van het horecapand;
  4. Het bevoegd bestuursorgaan kan in het belang van de verkeersveiligheid, het uiterlijk aanzien van de gemeente of de woon- en leefomgeving nadere regels en/of voorschriften stellen.
  5. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in lid a. bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
  6. Het verbod in dit artikel geldt niet voor;
    1. evenementen als bedoeld in de APV en Hoofdstuk 8 Evenementen;
    2. standplaatsen;
  7. Het verbod in lid a. geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement.
  8. De losse voorwerpen mogen alleen op de openbare weg staan tijdens de openingstijden van de winkel, tenzij hier vergunning voor wordt verleend;
  9. Voorwerpen mogen doorgangen en de toegang tot panden en nooduitgangen niet belemmeren.

wetgevingzone - terrassen

artikel 44 wetgevingszone - uitstallingen

In 'wetgevingszone - uitstallingen' gelden ten aanzien van het uiterlijk en de plaatsing van uitstallingen de volgende regels;

  1. Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie ervan, als:
    1. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
    2. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
  2. Het bevoegd bestuursorgaan kan voor uitstallingen ontheffing verlenen van het in het in lid a. gestelde verbod;
  3. Het bevoegd bestuursorgaan kan in het belang van de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van uitstallingen;
  4. Het bevoegd bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het in lid a. gestelde verbod;
  5. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in lid a. bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  6. Het verbod in dit artikel geldt niet voor;
    1. evenementen als bedoeld in de APV en Hoofdstuk 8 Evenementen;
    2. standplaatsen;
  7. Het verbod in lid a. geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement;
  8. Winkeluitstallingen en reclameborden worden alleen toegestaan voor of naast de gevel van het pand waarin de betreffende bedrijfsmatige handelingen worden verricht;
  9. De losse voorwerpen mogen alleen op de openbare weg staan tijdens de openingstijden van de winkel;
  10. Voorwerpen mogen doorgangen en de toegang tot panden en nooduitgangen niet belemmeren.
wetgevingzone - uitstallingen
44.1 Uitzonderingen

Het bepaalde in Artikel 44 is niet van toepassing in de volgende situaties:

  1. het plaatsen van lichtmastreclame in opdracht van de gemeente;
  2. het plaatsen van abri’s in opdracht van de gemeente;
  3. het plaatsen van bewegwijzering en andere aanduidingen of voorwerpen door of vanwege de overheid aangebracht.
  4. het kortstondige plaatsen van afvalcontainers die ter lediging worden aangeboden overeenkomstig de bepaling van de Afvalstoffenverordening.

hoofdstuk 10 Algemene regels

artikel 45 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

artikel 46 Algemene gebruiksregels

46.1 Algemeen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bebouwing als:

  1. stort- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  2. stalling- en/of opslagplaats van een of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik of onderhoud;
  3. horecabedrijven in de vorm van bar-dancings, of nachtclubs en/of discotheken;
  4. seksinrichting of prostitutiebedrijf;
  5. BEVI-inrichting;
  6. industriële bedrijvigheid;
  7. vuurwerkopslag;
  8. detailhandel in explosieve goederen;
  9. grow-, smart- en headshop;
  10. het innemen van standplaatsen;
  11. overnachtingen op een evenemententerrein.
46.2 Algemene parkeernormen auto's, fietsen, laden en lossen
46.2.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren auto's, fietsen, laden en lossen
  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende ruimtelijke plannen, waarbij sprake is van een parkeerbehoefte, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig de 'Nota parkeernormen gemeente Rijssen-Holten' (2013);
  2. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende ruimtelijke plannen, waarbij sprake is van een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het laden en lossen van goederen;
  3. Als de onder a bedoelde beleidsregels of nota wordt gewijzigd, dan wordt met die wijziging rekening gehouden.
46.2.2 Afwijken van de gebruiksregels
  1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning en overeenkomstig de 'Nota parkeernormen gemeente Rijssen-Holten' (2013) afwijken van het bepaalde in artikel 46.2.1 onder a en b inzake de eis dat in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen en ruimte voor laden en lossen moet worden voorzien, mits in dat geval sprake is van een integrale afweging en daarmee een ander, zwaarder wegend belang wordt gediend en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte;
  2. Als de onder a bedoelde beleidsregels of nota wordt gewijzigd, dan wordt met die wijziging rekening gehouden.
46.2.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend;

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien overeenkomstig de 'Nota parkeernormen gemeente Rijssen-Holten' (2013).

46.3 Algemene gebruiksregels voor woningen

Onder strijdig gebruik ten aanzien van woningen wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de Functieregels, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  2. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte.
46.3.1 Afwijken van de functieregels ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit voor zover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:

  1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  2. aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
  3. maximaal 35% van de brutovloeroppervlakte van de gebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 75 m²;
  4. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
  5. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  6. bedrijfsactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in of gelijk zijn te stellen met de categorieën 1 en 2 zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  7. behoudens verkoop van ter plaatse vervaardigde goederen in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  8. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
46.3.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg en de noodzaak van tijdelijke bewoning uit het oogpunt van mantelzorg (middels een schriftelijke verklaring van de behandelend huisarts of specialist) wordt aangetoond;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. de zelfstandige woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast, waarbij nadere eisen met betrekking tot de grootte en inhoud van de bewoning kunnen worden gesteld;
  4. het bijbehorende bouwwerk is gelegen op een maximale afstand van 25 m van het hoofdgebouw;
  5. het gebruik van bewoning ten behoeve van mantelzorg er niet toe leidt dat extra ontsluitingsmogelijkheden op de openbare weg worden aangelegd;
  6. sprake is van ruimte (hoek)kavels van ten minste 350 m² die qua bereikbaarheid en veiligheid al goed zijn ontsloten en voldoende ruimte bieden voor een vrijstaand bijgebouw;
  7. in het hoofdgebouw of aangebouwde bijbehorende bouwwerken geen zelfstandige woonruimte voor mantelzorg is gerealiseerd.

De omgevingsvergunning, verleend op grond van artikel 37.2.3, kan worden ingetrokken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

artikel 47 Algemene afwijkingsregels

47.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. voor het toestaan van nieuwe woningen voor zover de woningbouw past in de gemeentelijke woningbouwprogrammering;
  2. van de bouwregels in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de bouwhoogte van gebouwen mag worden verhoogd door het bouwen van een kap, dan wel samengestelde delen hiervan;
  3. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken, zoals kunstwerken, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  4. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bouw- en aanduidingsgrenzen, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  5. vervallen.
  6. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
  7. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en behoeve van zend- en ontvangstmasten voor telecommunicatie, waarvan de bouwhoogte vanaf peil ten hoogste 55 m mag bedragen, worden gebouwd, met dien verstande dat;
    1. de noodzaak voor plaatsing van de antenne is aangetoond waarbij het gedeelde gebruik van masten moet zijn overwogen;
    2. de mast bij voorkeur op een bedrijventerrein wordt geplaatst;
    3. de mast bij voorkeur op of in de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en/of bouwwerken of langs grote infrastructurele lijnen (zoals hoogspanningsleidingen en (spoor)wegen) wordt geplaatst;
47.2 Afwegingskader

De onder 47.1 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de stedenbouwkundige structuur;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de fysieke veiligheid;
  6. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  7. de milieusituatie;
  8. de externe veiligheid.
48.1 Delegatie van bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen inzake de ligging van grenzen, mits die wijziging ten opzichte van de bestaande grenzen niet meer dan 5 m bedraagt. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is toegestaan. Aan het wijzigingsplan mogen functies, bouwvlakken, maatvoeringen en gebieds-, bouw- en functieaanduidingen worden toegevoegd.

48.2 Afwegingskader

De onder 48.1 bedoelde wijzigingsplannen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de stedenbouwkundige structuur;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de fysieke veiligheid.
  6. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  7. de milieusituatie;
  8. de externe veiligheid.

hoofdstuk 11 Overgangs- en slotregels

artikel 49 Overgangsrecht

49.1 Overgangsrecht algemeen
  1. de bepalingen van dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (omgevingsplan) is niet van toepassing indien dit gebeurt op basis van een van kracht zijnde vergunning of melding op basis van het recht zoals dat gold voor het tijdstip waarop het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (omgevingsplan) in werking is getreden.
  2. Als een aanvraag of melding is ingediend vóór de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (omgevingsplan), wordt die aanvraag of melding afgehandeld volgens het recht zoals dat gold voor het tijdstip waarop het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (omgevingsplan) in werking is getreden.
49.2 Overgangsrecht bouwwerken
49.2.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
49.2.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 49.2.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 49.2.1 met maximaal 10%.kk

49.2.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 49.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

49.3 Overgangsrecht gebruik
49.3.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

49.3.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 49.3.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

49.3.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 49.3.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

49.3.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 49.3.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

artikel 50 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (omgevingsplan) 'Chw Omgevingsplan Centrum Rijssen'

Bijlagen

bijlage 2 Lijst met categorisering evenementen

Categorie kleine evenementen

vormen van evenementen met;

  1. een maximale duur van 72 aaneengesloten uren (inclusief het opbouwen en afbreken) en;
  2. een maximum aantal bezoekers van 500 gelijktijdig aanwezig en;
  3. een maximaal langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (Lar,lt) van 65 dB(A) op de gevels van de woningen om en nabij het (evenementen)terrein.

Categorie middelgrote evenementen

vormen van evenementen met:

  1. een maximale duur van 120 aaneengesloten uren (inclusief het opbouwen en afbreken) en;
  2. een maximum aantal bezoekers van 1000 gelijktijdig aanwezig en;
  3. een maximaal langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (Lar,lt) van 75 dB(A) op de gevels van de woningen om en nabij het (evenementen)terrein.

Categorie grote evenementen

vormen van evenementen met:

  1. een minimale duur van 120 aaneengesloten uren (inclusief het opbouwen en afbreken) en;
  2. een minimum aantal bezoekers van 1000 gelijktijdig aanwezig en;
  3. een maximaal langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (Lar,lt) van 85 dB(A) op de gevels van de woningen om en nabij het (evenementen)terrein.

Grootste variabele bepaalt categorie

Evenementen die niet passen binnen één categorie moeten als volgt beoordeeld worden. De grootste variabele in onderstaande tabel bepaalt de categorie.

categorie klein middelgrote groot
aantal uren <=72 <=120 >120
aantal bezoekers <=500 <=1000 >1000
geluid (Lar,lt) dB(A) <=65 <=75 <=85